Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Het doet denken aan de beroemde Dead Parrot-sketch van Monty Python waarbij klant John Cleese klaagt over de dode papagaai die hij zojuist heeft gekocht. Maar verkoper Michael Palin houdt vol dat het dier niet dood is, maar heimwee heeft naar de fjorden. Met een absurde discussie als gevolg.
Maar de brief met als bijlage “een lijk van een parkiet en een hoeveel zaad” komt niet van de hand van Cleese of consorten maar van J. Offermans, burgemeester van Heesch. In september 1941 tikt hij een brief naar het rijksinstituut voor de Volksgezondheid in Utrecht dat hij zijn valkparkiet in zijn kooitje dood aantrof. “Hierbij zend ik U toe een op gisteren in zijn kooitje alhier doodgevonden parkiet.”
De burgemeester heeft namelijk van “meerdere andere zijden” gehoord dat vogels veelvuldig komen te overlijden en dat zou zo maar eens komen door slechter kwaliteit voeding. Ook het zaad voegt hij toe, “als stuk van overtuiging”. Offermans die de brief ook typt op briefpapier van de gemeente Heesch, en ondertekent in zijn rol als burgemeester, sluit af met: “Gaarne vernam ik de doodsoorzaak van den vogel en al of niet bruikbaarheid van het thans verkocht wordend parkietzaad.”
Begin oktober stuurt de directeur van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid een briefje terug dat dat niet de taak is van deze instelling, mogelijk wel van ’s Rijks SerumInrichting? “Een dergelijk onderzoek kan zich natuurlijk niet tot één vogel beperken”, voegt hij daar nog aan toe. Maar omdat de parkiet daar nu eenmaal toch al was, wil hij wel onderzoeken of het pietje soms de papagaaienziekte heeft gehad (dit bleek niet het geval).
Het karkasje moet een paar maanden later toch zijn doorgestuurd want in de correspondentie bevindt zich ook een brief van de RijksSerumInrichting, ondertekend op 27 februari 1942 door directeur De Gier. “Ik heb de eer U te berichten dat de op 26 Februari ontvangen doode valkparkiet geleden heeft aan een darmontsteking. Het bacteriologisch onderzoek was negatief.”
Het zaad moet dan nog nader worden onderzocht en in 12 maart tikt directeur De Gier van het Instituut opnieuw een brief aan Offermans. Wat blijkt? Het ingezonden vogelzaad bevat mosterdolie en “het moet niet uitgesloten worden geacht dat vogels hiervoor, onder bepaalde omstandigheden, min of meer gevoelig zyn.”
And now for something completely different…
Niet alle archieven die in onze depots zijn ondergebracht, zijn meteen openbaar. Voor 5 procent geldt - omwille van de privacy van nog levende personen, onevenredige benadeling of andere belangen - een beperking op de openbaarheid. Maar die beperking geldt altijd maar voor een bepaalde periode; zodra die is afgelopen, zijn die stukken in te zien. Ieder jaar komen er op die manier nieuwe archieven bij.