
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De naam Cuijk is afgeleid van het Keltische woord Keukja. Dat betekent “kromming” of “bocht” en slaat dus op de ligging van de plaats in een bocht van de Maas. Het keltische woord werd door de Romeinen verlatijnsd tot “Ceuclum”.
Varianten op deze Latijnse vorm waren in de loop der tijden Chuc, Chuic, Cuik, Quich, Kuic, Kuk of Kuyc, en uiteindelijk is Cuijk overgebleven. In Cuijk zelf spreekt men nog steeds liever van Kuuk.
Op 16 juli 1817 kreeg Cuijk een officieel gemeentewapen, dat bestond uit een schild van goud, beladen met 2 fascen [=dwarsbalken] en vergezeld van 8 merletten, staande 3,2 en 3, alles van keel [=rood].
Na de gemeentelijke herindeling van 1994 krijgt de nieuwe gemeente Cuijk een nieuw wapen, dat is verleend op 1 september 1995. Het is eigenlijk het oude gemeentewapen van Cuijk en Sint Agatha, waaraan een kroon is toegevoegd. Het oude wapen is afgeleid van het familiewapen van de heren van Cuijk. Ook zij voorzagen hun wapen al van een kroon.
De eerste schriftelijke vermelding die we van Cuijk hebben, dateert al van rond 1050. Het gaat om een kroniek door Stepelinus van Sint-Truiden, een monnik uit de abdij die toegewijd was aan een andere monnik, Sint -Trudo, die in de zevende eeuw leefde. Eén van die wonderen was een wonderbaarlijke genezing in Cuijk op voorspraak van Trudo.
Maar Cuijk is natuurlijk veel ouder dan het midden van de elfde eeuw: op de beroemde Peutingerkaart, een (kopie van een) Romeinse kaart uit de 3e-4e eeuw, staat Ceuclum ook al vermeld, vlakbij de Maas, aan de route van Nijmegen naar Tongeren.
De Romeinen hadden bij Cuijk een zogenaamd castellum. Bij dit castellum stak de weg de Maas over. Rond het jaar 340 n. Chr. legden de Romeinen bij hun castellum een brug over de Maas aan. In het jaar 406 trokken ze echter hun troepen terug naar het zuiden om Italië te verdedigen tegen de Goten. De brug werd aan haar lot overgelaten en is waarschijnlijk bij gebrek aan onderhoud vrij spoedig verdwenen.
In de vroege middeleeuwen kwamen lokale en regionale “heren” aan de macht. Cuijk werd de machtsbasis voor de heren van Cuijk die hier dan ook hun kasteel bouwden. Van oorsprong kwam dit adellijke geslacht uit het gebied van Malsen. Na 1100 verwoestte de Duitse keizer hun Cuijkse burcht en verbande de heren. Na hun terugkeer rond 1138 besloten ze om een nieuw kasteel bij Grave te bouwen.
Het geslacht Van Cuijk verdween in 1400 definitief als heersers van het Land van Cuijk en het gebied kwam onder Gelderse invloed. Na 1500 werd het gebied min of meer Brabants, hoewel het nooit deel heeft uitgemaakt van het hertogdom.
Toch kwam het Land van Cuijk na de Vrede van Munster (1648) onder het officiële bestuur van de Staten-Generaal. En zo was Cuijk in de 17e en 18e eeuw een generaliteitsgebied. Cuijk werd in pand gegeven aan de Prinsen van Oranje. Na de Franse inval in 1795 werd het Land van Cuijk officieel onderdeel van Bataafs Brabant en in 1814 van de provincie Noord-Brabant.
De dorpen Cuijk en Sint Agatha waren toen nog aparte dorpen. Pas toen Nederland onderdeel werd van het Franse rijk, werden de moderne gemeenten opgericht. De dorpen Cuijk en Sint Agatha werden in 1810 in één gemeente bijeengebracht.
In 1942 werden Katwijk en Klein Linden bij Cuijk gevoegd. Bij de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1994 kwamen ook de voormalige gemeenten Beers en Haps erbij. Samen vormden ze tot 2022 de gemeente Cuijk.
De gemeente Cuijk was met ca. 25.000 inwoners de grootste gemeente in het Land van Cuijk na Boxmeer. De bevolking was altijd overwegend Rooms-katholiek, maar sinds de jaren ‘60 en ‘70 is dat sterk veranderd. Naast twee Rooms-katholieke kerken heeft Cuijk nu ook twee moskeeën, een Turkse en een Marokkaanse. Sinds de 17e eeuw heeft Cuijk ook altijd een kleine gemeenschap van Nederlands hervormden en gereformeerden gehad. Tegenwoordig is dat één gemeenschap van de Protestantse Kerk in Nederland.
Cuijk telde in 1829 rond de 1.600 inwoners, een aantal dat rond 1900 gestegen was naar ruim 2.700. In 1920 is de bevolking inmiddels verder toegenomen tot bijna 3.500 inwoners. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de loop van 1943, werd het aantal van 5.000 bereikt. Na de oorlog, mede als gevolg van de industrialisatie, ging het hard: in 10 jaar tijd kwamen er 1.000 inwoners bij en in 1965 was de bevolking al verdubbeld ten opzichte van 1943.
Wijken als De Valuwe, Padbroek en de Heeswijkse Kampen zijn ontstaan als gevolg van deze groei. Bij de opheffing van de oude gemeente Cuijk en St. Agatha waren er ruim 17.750 inwoners. De nieuwe gemeente Cuijk ging op 1 januari 1994 van start met 23.000 inwoners en in 2021, het laatste jaar als zelfstandige gemeente, was dat aantal gestegen tot 25.400.
Tot ver in de negentiende eeuw was men in Cuijk vooral werkzaam in de landbouw. Wel duurde het vrij lang voordat de omliggende woeste gronden op grote schaal werden ontgonnen. Tekenend voor de centrale positie van Cuijk in een groter agrarisch gebied waren de verschillende agrarische jaarmarkten die gehouden werden, van fokveedagen tot de laatste biggenmarkt in 1965.
Maar al vóór 1940 ontwikkelde zich ook steeds meer lokale industrie. Zo had Cuijk een eigen sigarenindustrie (de sigarenfabriek Victor Hugo) en was er de leerlooierij van Regouin. Maar de echte industrialisatie begon na 1945, als gevolg van stimulansen van rijkswege. De energieke (en zeer jonge) burgemeester Louis Jansen stak enorm veel energie in het naar Cuijk halen van allerlei nieuwe industrieën en dat met succes.
De werkgelegenheid in de Cuijkse industrie nam grootse vormen aan. Vleesfabriek Homburg, de schrijfmachinefabriek Adler en meubelfabriek Werten Sprij zijn belangrijke voorbeelden van die nieuwe industrie. In 2000 werkte nog iets meer dan de helft van de inwoners in de industrie. Het aantal agrariërs is inmiddels drastisch afgenomen. Rond de millenniumwisseling woonden er in Cuijk evenveel boeren als horecaondernemers, namelijk 200.
De ‘stad’ Cuijk neemt in de regio een aparte plek in als echte industrieplaats. De samenstelling van de bevolking is, juist als gevolg van de industrie, anders: een relatief groot deel van de inwoners komt van elders. Ook valt op dat Cuijk als Brabantse plaats toch meer gericht is op Nijmegen dan op enige Brabantse stad, bijvoorbeeld Den Bosch.