Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Johannes (Jan) Kruijsen wordt op 9 oktober 1874 geboren in Liempde als oudste zoon van Petrus Kruijsen en Antonia van de Loo. Hij brengt zijn jeugd door in Boxtel en het naburige kerkdorp Lennisheuvel en laat al op vroege leeftijd een kunstzinnige aanleg zien. Na zijn diensttijd gaat Jan voor een jaar aan de slag bij het Boxtelse schildersatelier Peinture Bogaerts.
Het is de enige vorm van artistieke opleiding die hij kent; als autodidact leert hij zichzelf het vak, maar het zou hem nooit veel erkenning bezorgen. Het grootste deel van zijn leven brengt Jan in armoede door. Op 29 november 1897 trouwt hij met de Boxtelse Barbara van Dijk (1878-1915). Uit dit huwelijk volgen zestien kinderen, waarvan er zeven de volwassenheid halen. Zijn oudste zoon Antoon Kruijsen (1898-1977) zou in Frankrijk vanaf de jaren twintig bekendheid verwerven als expressionistisch kunstenaar.
Zijn rotsvaste geloof is het belangrijkste wat Jan op de been houdt als ‘zwoegend’ kunstenaar. Ondanks zijn armoede staat hij daardoor bekend als een levensgenieter met een eigenzinnige kijk op de wereld.In 1900 verhuist Jan naar Tilburg, waar hij kennismaakt met de missionarissen van Rooi Harten. Het is een keerpunt in zijn leven, want de eerder sterk antireligieuze Jan wordt nu een overijverige katholiek die de rest van zijn leven en kunst in dienst stelt voor het behoud van het katholieke geloof. Vanaf dat ogenblik schildert hij veelvuldig Bijbelse scènes, onder andere op kruiswegstaties en in kloosterrefters.
Ook onderhoudt hij sindsdien intensief contact met paters en pastoors uit de omgeving. Zij zijn onder de indruk van zijn oprechte, gulle karakter, maar net als met zijn schilderwerk, zoekt hij ook geen begeleiding in zijn devotie die soms door de geestelijken zelf(!) overdreven wordt gevonden.
Van 1905 tot 1915 woont Jan met zijn gezin in Woensel, eerst aan de Boschdijk en vanaf 1911 in de Oude Toren. De kale torenruimte is echter nauwelijks geschikt voor bewoning en het leven is er voor de familie Kruijsen zeer zwaar. Zijn vrouw overlijdt er in het kraambed, tijdens bevalling van hun doodgeboren, zestiende kind. Ook twee andere van hun kinderen zouden in de Oude Toren binnen een week na elkaar overlijden.
Een uitweg wordt geboden door een anoniem gebleven zakenman uit Zutphen die Jan zevenhonderd gulden biedt voor een aantal van zijn werken. Jan is daardoor in staat om zijn kinderen in verschillende tehuizen onder te brengen en zelf de wijde wereld in te trekken.
Van 1915 tot 1921 zwerft Jan rond in Oost-Brabant en Limburg. Afwisselend is hij te vinden in Heeze, Weert, Meijel, Roermond, Beek en Valkenburg. In 1917 schildert hij in Roermond het portret van architect Pierre Cuypers ter gelegenheid van diens negentigste verjaardag. Vier jaar later, in 1921 is Jan op doorreis in Valkenburg, waar hij toevallig in aanraking komt met Henri Wijsbek (1880-1965), net als Kruijsen een Brabander en toegewijd katholiek. Henri is niet alleen begaan met Jans armoede, maar ziet in hem ook een begaafd kunstenaar. Het worden vrienden voor het leven die een jarenlange correspondentie onderhouden. Als kunsthandelaar en ondernemer in de Zuid-Limburgse mijnindustrie is Henri in staat om als mecenas voor Jan op te treden en zijn werk te promoten onder de industriëlen van de regio.
Jan blijft echter niet hangen in Valkenburg. Nog datzelfde jaar vertrekt hij naar het Duitse Neder-Silezië, tegenwoordig in het zuidwesten van Polen. Daar legt Jan het natuurschoon van het Reuzengebergte vast en ontmoet hij zijn tweede vrouw Martha Menzel, een oorlogsweduwe met een dochter. Met hen keert hij in het voorjaar van 1924 terug naar Nederland. Hij komt aan in Valkenburg, waar hij voor de plaatselijke ondernemer Emile Caselli een onderaardse zaal in het steenkoolmijnmuseum verfraait met portretten van Limburgse notabelen, in houtskool rechtstreeks op de mergelwanden aangebracht.
Eind juli 1924 is Jan weer terug in Noord-Brabant en vestigt zich definitief in Oirschot, waar hij een boerderij betrekt in Boterwijk, aan het pelgrimspad naar de Heilige Eik. Nergens heeft Jan langer op dezelfde plaats gewoond dan hier en het is dan ook Oirschot waarmee hij sindsdien het sterkst wordt geassocieerd. Lokaal staat hij al snel bekend als “unnun aorige”, een eigenaardige door zijn openlijke geloofsijver, zijn koppigheid om ondanks zijn armoede te blijven schilderen en door zijn markante uitstraling met puntbaardje, breedgerande hoed, mantel en gespschoenen. Bovenal wordt hij in Oirschot herinnerd als een gastvrije mensenvriend.
Jan overlijdt na een kort ziekbed op 6 oktober 1938 in het Sint-Josephziekenhuis in Eindhoven, drie dagen voor zijn 64e verjaardag. Hij is begraven op het kerkhof van de Sint-Petrusparochie in Oirschot. Volgens Henri Wijsbek heeft Jan een oeuvre van ongeveer 3500 schilderijen en tekeningen achtergelaten.
Frank van Doorn heeft de biografie “Het leven is de grootste kunst. De Brabantse kunstschilder Jan Kruijsen (1874-1938)” geschreven. Meer info via secretaris@heemkundeboxtel.nl.