skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

De Commissaris van de Koningin over Deurne en Liessel

BHIC
BHIC Bhic
vertelde op 20 april 2009
bijgewerkt op 3 augustus 2018
Tussen 1894 en 1928 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over Deurne en Liessel te melden:

Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.

Deurne en Liessel

Den 26 Augustus 1897 bezocht ik deze gemeente. Met een rijtuig uit Helmond reed ik vanaf het station Deurne eerst naar Vlierden; vandaar terug naar Helenaveen, terwijl ik ten slotte per trein vandaar weer terugkeerde naar Helmond. Op de grenzen van Vlierden en Deurne vond ik eene eerewacht van ongeveer twintig ruiters onder commandant Swinkels. Zij geleidden mij tot aan de spoorbaan, alwaar ik de fanfare uit Deurne vond. De kantonrechter Van den Dungen, commissaris van de harmonie, hield bij mijne aankomst een lange speech. Een meisje van het hoofd der school Van Baars bood op het gemeentehuis een bouquet aan, met eene toespraak welke er goed uit kwam.

Mijn onderhoud met B. en W. liep natuurlijk vooral over de exploitatie van de Peel; de wethouder Goossens aan wien vooral de leiding der zaken van de veenderij is opgedragen, scheen mij minder ongeschikt dan hij mij steeds door zijn vijanden was afgeschilderd. Op mijne audiëntie verschenen de pastoors van Liessel en Neerkant en de kapelaan van Deurne, zij hadden niets te vertellen. Van de kantonrechter Van den Dungen vernam ik, dat, volgens zijne overtuiging, zoowel het raadslid Hermans, als het Dagelijksch Bestuur en de secretaris Janssens eerlijke menschen waren, en dat, al bestreden zij elkander  nog zoo heftig, door hen geen ander doel werd nagestreefd dan het belang van de gemeente, dat zij, ieder naar eigen inzicht, zoo goed mogelijk wilden behartigen.

Dr. Crobach met zijn kleinzoon, ca. 1920 (Foto waarschijnlijk gemaakt door Bert van den Broek. Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Dr. Crobach met zijn kleinzoon, ca. 1920 (Foto waarschijnlijk gemaakt door Bert van den Broek. Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

De gemeentearts Crobach is sinds tien jaren in Deurne gevestigd; hij heeft daar f. 1.700 tractement; vroeger was hij zeven jaar lang te Oss geneesheer, en huwde toen de dochter van burgemeester Tenseling. Een semi-arts, Peters, zoon van den vroegeren doctor te Deurne, had niets te vertellen.

Het schoolhoofd Van Baars vermeerdert zijne inkomsten belangrijk door kostleerlingen te houden; bij hem waren o.a. zoons van den kantonrechter Smits, van den Gedeputeerde Mutsaers, van Suijs enz. Op zijn school waren 120 jongens; daarvan zou hij er spoedig velen moeten missen, omdat er pas door de eerwaarde fraters een school geopend was.

Hermans klaagde over de administratie van de veenderij; alles was zoo moeielijk na te gaan; er was geen oog op te houden. Hij wilde eene afzonderlijke rekening en begrooting en tevens eene afzonderlijke Commissie van Beheer. Hij prees de eerlijkheid en de werkzaamheid van den secretaris Janssens; de burgemeester was niet boven de partijen gebleven, maar had zich aangesloten bij de groote kliek. Hoewel eerst bij herstemming gekozen, was Hermans toch gelukkig lid van den Raad gebleven. B. en W. hadden voor mij een lunch doen bereiden op het Raadhuis; het menu was te lang; er was geen tijd om het af te eten.

Om 2 uur 53 vertrok ik met B. en W. en den secretaris naar Helenaveen, de harmonie ging mee, en speelde zelfs in den trein. Ik zag te Helenaveen de fabriek van de gemeente in volle werking; ik deed een tochtje op het kanaal van Deurne; ik zag het grauwveen en het zwart veen steken. Vervolgens bracht ik nog een kort bezoek aan de fabriek van de firma Wolff, directeur Loder, om daarna terug te keeren naar Helmond.

Een massa menschen uit Deurne waren met mij mede gereisd naar Helenaveen; overal, zoowel te Deurne als te Helenaveen had men veel werk gemaakt van mijne ontvangst; turfstrooisel speelde bij de versieringen natuurlijk een groote rol. De administratie van den ontvanger zoowel als die van den gemeente secretaris was goed verzorgd en in goeden toestand.

Op uitnoodiging van Commissarissen van de Maatschappij Helenaveen, ging ik met die Heeren (Canter Creemers, president commissaris, Fried van Lanschot, Frans van Rijckevorsel, Lutkie, Engelenburg, Peereboom, Janus van der Steen en Wesselman van Helmond) den 7 Augustus 1899 naar Helenaveen, alwaar zij mij het bedrijf der Maatschappij tot in bijzonderheden lieten zien. Aan de halte Helenaveen ontvangen door den directeur, Van de Blocquerie, reden we langs de Helenavaart naar het dorpje van dien naam. Onderweg stegen we uit om eene drijvende fabriek van turfstrooisel, die in volle werking was, te zien; we namen ook de groote vaste fabriek, die tijdelijk stilgezet was, in oogenschouw. Aan die groote fabriek viel vooral in het oog de machine, met welke men de vezels zuivert en schoonmaakt, om daardoor den grondstof te verkrijgen voor het vervaardigen van allerlei stoffen (zijde, wol enz.)

Helenaveen kanaal, met op de achtergrond de fabriek, ca. 1915 (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Helenaveen kanaal, met op de achtergrond de fabriek, ca. 1915 (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Peereboom, de grootvader van den tegenwoordigen Commissaris, was in het jaar 1830 als Friesch schutter gecantonneerd in Brabant; hij bleef later als onderwijzer in Deurne hangen. Hij kende de Friessche verveningen, en ontdekte, dat vele NoordBrabantse heidevelden zwartveen bevatten, en voor twee graven uitnemend geschikt waren. Hij vereenigde zich met den Hoofdingenieur Fijnje en Van de Griendt, en begon de exploitatie van Helenaveen, na een stuk heide van Deurne gekocht te hebben. Naar de echtgenoote van Van de Griendt, die Helena heette, werd de veen Helenaveen genaamd.

De zaak liep slecht; er werd veel geld in verloren; men moest geld zoeken onder hypothecair verband. Een eerdere hypotheek ad f. 100.000 werd gegeven door …; later ging de heele boel fout; toen werd er eene Maatschappij van gemaakt, en werd de eerste hypotheekhouder president Commissaris. Men exploiteerde oorspronkelijk het zwartveen; dat werd naar boven gehaald, en het grauwveen liet men dan zakken, omdat dat destijds geen waarde had. Op het grauwveen zijn nu de woningen gebouwd; van het grauwveen heeft men bouw- en weiland gemaakt, daarop heeft men lanen en wandelpaden aangelegd.

Behalve de directeurs- en opzichterswoning heeft de Maatschappij 180 woningen gebouwd; deze staan op zich zelve; bij elke woning hoort van een halven tot een heelen hectare land. De mannen werken in de venen of op de fabriek. Oorspronkelijk exploiteerde de Maatschappij zelve de uitgeturfde gronden; er werd tabak verbouwd; er werden Westlandsche tuinen aangelegd, enz. enz. Voordeel schijnt daarin niet meer gezien te worden; het land wordt nu meestal bij de woningen verpacht.

De directeur der Maatschappij is natuurlijk almachtig in Helenaveen; hij gaat wel eens verder dan geoorloofd is; de burgemeester is zoo verstandig om hem niet te contrarieeren. Met den vorigen Pastoor was men slechte vrienden, wat natuurlijk slecht werkte; met den tegenwoordigen – Kerssenmakers – gaat het best. Over een jaar of zes heeft de Maatschappij haar terrein plusminus zeshonderd hectare – gekocht van Deurne tegen f. 80 de hectare – uitgeveend; zij tracht nog veen van de gemeente Deurne te koopen, maar kon daarin vooralsnog niet slagen.

Bosch, de vorige directeur van Helenaveen, liet het beroerd liggen; in 1893 werd hij verwijderd door Van de Blocquerie. Over hem schijnt men zeer tevreden’ hij heeft vrij wonen en tuin, f. 2500 tractement en een aandeel in de winst, We ontbeten en dineerden in de woning van den hoofdopzichter Verhoeven.

Turfstekers (vermoedelijk onder Deurne), 1908Turfstekers (vermoedelijk onder Deurne), 1908

Den 13 Mei 1902 kwam ik weer in de gemeente. Ik reed er vanuit Helmond heen en toen weer naar Helmond terug. De burgemeester had mij bericht, dat er juist kermis was, en had mij verzocht mijn bezoek uit te stellen; aan dien wensch kon ik niet voldoen. Ik vernam van B. en W. dat de gemeente geen vrouwen of meisjes in de venen laat werken. De verschillende Maatschappijen – ook Helenaveen – doen dat wel; zij gebruiken jonge meisjes voor turf dragen, turf verzetten enz. Men meent, dat het werken in de veenderij, zonder eenige beschutting tegen weer en wind, voor de meisjes zeer ongezond is, en dat haar zulks als getrouwde vrouwen later opbreekt.

Een turfgraver heeft zwaren, moeielijken en ongezonden arbeid; hij staat den ganschen dag in het water in een kuil; hij heeft geen gelegenheid om zich tegen weer en wind te beschutten; alleen des zomers is zijn arbeid minder ongezond. Vele plotselinge sterfgevallen komen er voor onder de turfgravers. Werkt hij van zonsopgang tot zonsondergang, dan kan hij soms wel ruim f. 3 verdienen. Het gemiddelde loon van een turfgraver zal ongeveer f. 2 zijn. Door de venen zijn er vele vreemdelingen naar Deurne gekomen; daar is nog eene zeer vlottende bevolking, vooral onder de kostgangers. Er zijn nogal socialisten, van wie men echter niet veel bemerkt.

Prentbriefkaart van de voormalige turfstrooiselfabriek van de Maatschappij " Griendtsveen " in de Astense Peel. (Uitgever: Foka, bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven)Prentbriefkaart van de voormalige turfstrooiselfabriek van de Maatschappij " Griendtsveen " in de Astense Peel. (Uitgever: Foka, bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven)

Aan Neerkant wonen meestal Limburgers uit Helden en uit Meijel; ook in Helenaveen is eene nogal vlottende bevolking. Van de Griendt had van Asten vierhonderd hectare grauwveen gehuurd; die zijn bijna afgeroofd, zoo dat het werk daar bijna is afgeloopen. Aan de halte Helenaveen heeft de Maatschappij Griendtsveen van de gemeente Horst 400 H.A. gekocht; daar is een dorpje gesticht, met kerk en school, postkantoor en marechausseekazerne, alles op kosten van de  Maatschappij. Het grauwveen is daar bijna verbruikt; daar is geen honderd hectare meer van over; het zwartveen wordt gebezigd om turfbriquetten te maken; deze schijnen wat duur uit te komen, vandaar, dat er weinig vraag naar is; de fabriek voor die briquetten ligt op het moment stil.

Terwindt en Arntz – thans Steegh en Esser – huurden in 1894 van Deurne 350 hectare grauwveen; contract loopt in 1914 af. Van de Griendt zou voor de helft eigenaar zijn van deze exploitatie. Dat grauwveen waarde heeft als turfstrooisel werd in Deurne bekend door Hollmann, directeur van een fabriek in Oldenburg; deze had relaties met de firma Teder Wolff en Co uit Bremen, die eene veenderij ‘Augustaveen’ had, in de buurt van Oldenburg. Toen Hollmann omstreeks 1880 in Deurne kwam, en daar grauwveen vond, begon hij – mét Teder Wolff en Co samen – daar de gestoken turf te koopen, en die tot turfstrooisel te verwerken; in 1894 huurde Wolff van Deurne tweehonderd hectare , in tien jaar moet daar het grauwveen af zijn; het contract loopt 1 Augustus 1905 ten einde.

Schip met turfstrooisel (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Schip met turfstrooisel (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Behalve de contracten met Wolff, en met Steegh en Esser heeft Deurne geene contracten over grauwveen loopende. Deurne zal nog plusminus achthonderd hectare grauwveen over hebben, en verwerkt daarvan jaarlijks vijftien hectare; de gemeente kan dus nog ongeveer zestig jaren werken. Ook vijftien hectare zwartveen worden jaarlijks verwerkt; de ondergrond wordt dan aangelegd tot tuingrond; het bewerken daarvoor (er moet o.a. een vijftien centimeter dikke laag zand worden gestort over dien grond) kost ongeveer f. 800 per hectare; 4% van dat geld kan gemakkelijk gemaakt worden.

Van de Griendt was een der mede-oprichters van Helenaveen; hij moet zich daar niet fair gedragen hebben, en werd uit de Maatschappij gezet; hij moet nu ook geen aandeelen meer hebben. Om het crediet van de Maatschappij te deuken, bood hij bij advertentie in de couranten zijne aandeelen verre beneden de waarde te koop aan. Midden in het territoir van de Maatschappij hield hij echter een paar tuinen met woningen in eigendom, om op die manier op de hoogte te blijven van de zaken.

In 1900 trachtte hij opstand te verwekken in Deurne; om op die manier Deurne te dwingen om toe te geven in eene turfstrooiselquaestie; hij weigerde nl. al het volk uit Deurne langer werk te geven, en zond – door raddraaiers opgezweept (o.a. door een ploegbaas, die mede naar het raadhuis te Deurne kwam) – al dat volk zonder werk naar het gemeentebestuur van Deurne. Dit redde zich, door een crediet van den Raad te vragen, om f. 30.000 extra te mogen laten verwerken in het zwartveen.

Deken Bots, 1879 (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Deken Bots, 1879 (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Mr. Bondam zal het archief komen plaatsen; de kasten zijn nu klaar; ik raadde, zulks aan mr. Bondam mede te deelen. De kerk te Deurne is zeer rijk; de fratersschool werd gesticht, zonder dat er een cent aan de gemeentenaren gevraagd werd. Er is een groote steenooven te Deurne, kort bij het station, van Willems en Roijakkers; in 1901 werden er vijf millioen steenen gemaakt. Men zegt, dat het product even goed is als dat van Weijers in Udenhout.

Den 14 April 1905 kwam ik weer in de gemeente. Vanuit Helmond reed ik eerst naar Lierop; vandaar naar Vlierden; en eindelijk naar Deurne, waar ik later den trein naar Den Bosch nam. Ik verleende audiëntie aan den Heer Van den Nieuwvaart, pachter van jachten, die vergunning vroeg voor zijne twee onbezoldigde rijksveldwachters om een uur vóór zonsopgang en één uur ná zonsondergang schadelijk gedierte te mogen schieten. Aan Van Hoek, een tuinbouwer uit Helenaveen, die eene vergunning vroeg om schadelijk gedierte te schieten; en aan deken Bots (een vroegeren kapelaan uit de Kruiskerk te ’s-Hertogenbosch) met diens twee kapelaans, met welke heeren ik mij geruimen tijd aangenaam onderhield.

B. en W. deelden mij mede, dat hier in Deurne tusschen het grauwveen en het zwartveen eene bijzondere vezelstof zit, lange vezels; in Friesland vindt men die vezels niet. Men heeft, nadat van een veld het grauwveen was afgeroofd, die vezels wel eens doen oprapen en drogen; dan duurde het soms jaren, voordat er navraag naar kwam en men ze kwijt kon; men kon dan niet zóóveel bedingen, dat arbeidsloon en moeite goed betaald waren. Vandaar, dat men die vezels nu niet meer verzamelt. Het zijn deze vezels, die gezuiverd worden en dan tot grondstof dienen tot vervaardiging van allerlei stoffen (wollen paardendekens enz. enz.). Naar het schijnt maken de fabrieken waar die vezels verwerkt worden, finantieel geene bevredigende zaken.

In 1888 gaf Koning Willem III een belangrijk bedrag (naar men meent f. 50.000) ter ondersteuning van kleine landbouwers en arbeiders in Helenaveen. Op Zondag nà 17 October 1888 werd door den directeur van Helenaveen – Bosch -, in tegenwoordigheid van B. en W. van Deurne, in het openbare schoolgebouw van die gift aan de bewoners van Helenaveen mededeeling gedaan. Dit fonds, het zoogenaamde Koningsfonds, staat onder directie van de Maatschappij Helenaveen; als armen uit Helenaveen zich om ondersteuning tot B. en W. wenden, dan weigeren deze onderstand, en verwijzen zij de armen naar de directie van Helenaveen, met een beroep op dat fonds.

Om Helenaveen, dat grauwveen wilde huren, daartoe de gelegenheid te geven, verpachtte Deurne in 1894 publiek voor twintig jaren een stuk van 350 hectare grauwveen, liggende langs de gronden van Helenaveen, tusschen het Deurnesch Kanaal en die gronden, tot bij de halte Helenaveen. In plaats dat de Maatschappij Helenaveen die gronden huurde, werden ze genomen door Terwindt en Arntz (thans Steegh en Esser).

Deurne verwerkt ook zwart veen; ongeveer vijftien hectare per jaar. Grond, waarvan zoowel het grauwveen als het zwartveen afgeroofd werd, is bijna nog niet in cultuur gebracht; dat kost te duur: er moet op het zand een humuslaag gebracht worden van grauwveen en zwartveen door elkaar; daar moet dan weer zand door heen gewerkt worden; de heele bewerking zal ongeveer f. 800 per hectare kosten. Nog slechts 4 ½ hectare werd door de gemeente op die manier behandeld; ze leverden goeden tuingrond, en in zooverre was de arbeid dus loonend.

Men vreest op den duur moeielijkheden te zullen krijgen met de Regeering, wanneer er veel zwartveen gestoken wordt; de wet op de verveningen legt verplichtingen op, welke tot nu toe niet werden nageleefd. B. en W. meenen, dat per hectare, wanneer daarvan het grauwveen en het zwartveen door gemeente afgeroofd wordt, door gemeente eene gemiddelde zuivere winst gemaakt wordt van plusminus f. 2.500. Zij klagen over de bepalingen van de ontworpen gemeentewet, welke het hun onmogelijk zal maken het veen zelve te blijven exploiteeren; dan zullen de grove winsten in de zakken der exploitanten vloeien.

Hoewel Helenaveen negenhonderd zielen telt, is het niet in den Raad vertegenwoordigd; omdat Helenaveen zelve exploiteert, en alle inwoners op grond van de Maatschppij wonen, beschouwt men hen als concurrent van de gemeente; als men een lid aan Helenaveen gaf, dan zou – naar men vreesde – de Maatschappij Helenaveen de gemeente-exploitante in de kaart kijken. De argumenten, daartegen door mij te berde gebracht, schenen geene verandering te kunnen brengen in de gevestigde meening van B. en W. Naar men meende, maakte de steenoven van Willems en Roijakkers, niettegenstaande er zeer veel steen gebakken wordt, geen goede zaken.

Burgemeester Klaas Laan, 1895-1917 (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Burgemeester Klaas Laan, 1895-1917 (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Den 6 April 1907 kwam ik weer in Deurne; ik ging er per trein van uit Eindhoven heen; ik bezocht later nog Helmond en nam daar des avonds den trein naar Den Bosch. Oorzaak van mijn bezoek aan Deurne was, wat ik tevoren van den wethouder Hermans had gehoord, dat de burgemeester in alles aan de leiband liep van den secretaris en besluiten van den Raad en van B. en W. niet uitvoerde, wanneer die den secretaris niet bevielen. Ik verweet den burgemeester, dat hij veel te goed was, en daardoor niet zelfstandig; Burgemeester beloofde natuurlijk beterschap.

Ik drong sterk aan op een afzonderlijk beheer van de veenexploitatie, met een afzonderlijke boeking in rekening en begrooting; de verantwoording moet geschieden als een afzonderlijk bedrijf, evenals in andere gemeenten de waterleiding, de gasfabriek enz.afzonderlijk beheerd worden en ook als zoodanig in rekening en begrooting verantwoord worden. De inkomsten en uitgaven moeten niet over vele posten verdeeld in de begrooting en de rekening voorkomen, dan kan niemand daar een oog op houden.

Vóór alles drong ik er op aan, dat de Raadsleden toch zouden gekozen worden in de verschillende gedeelten der gemeente; ik laakte het sterk, dat bijvoorbeeld Helenaveen niet in den Raad vertegenwoordigd was; ook bij strijd van belangen waren de leden uit Helenaveen evenzeer aan hun eed gebonden, als welke andere raadsleden ook; er was geen enkele reden om aan te nemen, dat zij hun eed niet zouden houden.

Journalist H.N. Ouwerling, 1928 (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Journalist H.N. Ouwerling, 1928 (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Ik verleende audiëntie aan Ouwerling, den redacteur van De Zuid-Willemsvaart; ook hij klaagde sterk over den secretaris, en laakte het, dat deze o.a.  tegenover het  Raadslid W. van Hugten misbruik maakte van zijne positie als tweede hypotheekhouder op diens boerderij; toen Van Hugten ontslag wilde nemen als lid van den Raad, had de secretaris het hem verboden, en hem gezegd, dat hij, secretaris, wel aan Van Hugten zou zeggen, wanneer hij uit den Raad mocht gaan. Ouwerling vertelde mij, dat het hem met zijne courant zeer goed ging; toen hij De Zuid-Willemsvaart had overgenomen, telde die courant 280 abonné’s; thans 3.000. Waren de inkomsten aan advertenties f. 900, thans f. 5.200; werkte hij met 9 knechts, thans met 30. Hij had iemand gevonden, die hem f. 40.000 geleend had; daarvoor was hij in Helmond uitstekend  geïnstalleerd; het ging hem zeer goed. Hij was echter in Deurne blijven wonen.

Ouwerling klaagde nog over slechte politie, over verkeerde armenzorg, over het drijven van de secretaris, om bepaalde raadsleden gekozen te krijgen en anderen te weren. Daarna ontving ik nog den ambtenaar ter secretarie Janssens, een zoon van den secretaris, sinds 1899 gediplomeerd als candidaat-secretaris. Ik zeide aan dien jongen man, dat hij m.i. verkeerd had gedaan, door niet ook op andere secretarien te gaan werken; dat ik hem, als ik er iets over te zeggen had, nooit zou willen als secretaris van Deurne.

Aan den burgemeester verweet ik nog weer zijn goede hart; terwijl hij niet tegen den secretaris alleen op kon, had hij diens zoon op de secretarie geplaatst, en nu ook al weer den zoon van den gemeente-ontvanger; het moest op die manier in Deurne wel eene familieregeering worden. De burgemeester beloofde mij, dat het beheer der veenexploitatie overeenkomstig mijne aanwijzingen zou worden gevoerd, en dat de zaken geregeld en behoorlijk door een bekwamen accountant zouden worden gecontroleerd.

Het raadhuis in Deurne, gebouwd in 1895 (Provincie Noord Brabant, 1989)Het raadhuis in Deurne, gebouwd in 1895 (Collectie Provincie Noord Brabant, 1989)

Den 24 Mei 1909 kwam ik weer in Deurne. Doel van mijn bezoek was vooral, om, met het oog op de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen te trachten gedaan te krijgen, dat Helenaveen in den Raad eene plaats kreeg, en dat de secretaris zich niet te sterk met de verkiezingen bemoeide. Bij mijne besprekingen met B. en W. liet ik den secretaris tegenwoordig zijn. Of mijne besprekingen het gewenschte doel zullen bereiken moet de toekomst leeren. Ik gispte het kolossale bedrag, dat door de gemeente voor armenzorg besteed en drong aan op het zoeken naar een middel, om daarin verandering te brengen. De secretaris was het heelemaal met mij eens.

De accountants Nijst en Schlimmer werden aangewezen door B. en W. ons de boeken betrekkelijk de veenexploitatie na te gaan. Ik verleende audiëntie aan deken Bots met zijne beide kapelaans; de heeren hadden niets bijzonders te vertellen. Daarna ontving ik den Heer Bos, directeur van Helenaveen; van hem vernam ik allerlei bijzonderheden omtrent het werken van zijne Maatschappij; hij beklaagde zich, dat Helenaveen niet in den Raad vertegenwoordigd was; dat de gemeente geen armen van Helenaveen hielp onder pretext, dat het Koning Willemfonds daarvoor moest dienen; dat gemeente aan iederen stierhouder f. 75 toekende behalve aan de stierhouders uit Helenaveen; ook hier weer met een beroep op het Koning Willemfonds. Aan B. en W. later het verkeerde van hunne houding onder het oog gebracht; zij hebben met het Koning Willemfonds niets te maken; bestuurderen van dat fonds leggen jaarlijks rekening en verantwoording af aan de Koningin. Wat Willem III gaf, om een uithoek van ons land bewoonbaar te maken, mocht de gemeente niet als pretext nemen, om aan de bewoners van Helenaveen te onthouden, wat aan alle andere inwoners van Deurne van gemeentewege verstrekt werd.

Den 12 Maart 1913 kwam ik weer in Deurne. Ik reed er vanuit Helmond per auto heen; bezocht vervolgens Vlierden en Lierop, en keerde toen naar Helmond terug. Er is eenige kentering in de algemeene gevoelens gekomen ten voordeele van Helenaveen; voor dat kerkdorp werd een Raadslid gekozen, Van de Mortel; naar het schijnt een geschikte man; jammer, dat hij eene betrekking aanvaardde bij den Boerenbond te Halsteren, naar die gemeente verhuisde, en daardoor zijn raadszetel in Deurne verloor; die vacature moet thans worden aangevuld; zal er weer iemand uit Helenaveen gekozen worden? Het is te hopen, maar het staat te vreezen.

Met B. en W. streed ik weer over de bestemming van het Koning Willemfonds; ik verweet B. en W. dat zij bijvoorbeeld voor stierhouders te Helenaveen niet de gebruikelijke f. 75 wilden beschikbaar stellen; dat hunne redeneering, dat die som uit het Koning Willemfonds moest betaald worden, niet opging; dat zij met dat fonds niets te maken hadden; dat de Koning dat fonds gesticht had ten bate van Helenaveen, en dat de bestuurderen van dat fonds jaarlijks van hun beheer aan den Koning verantwoording moesten doen; dat, wanneer zij met het oog op het fonds geene f. 75 wilden betalen voor een stier uit Helenaveen, dat zij dan de gemeente Deurne ten koste van het fonds met f. 75 bevoordeelden; dat de Koning echter met het fonds niet de gemeente Deurne had willen bevoordeelen, maar Helenaveen; dat daarom hun beroep op het fonds niet opging, en dat zij daaraan voor hunne weigering geen argument mochten ontleenen; ik geloof dat ik thans de Heeren overtuigd heb.

Briefhoofd Steegh & Esser, 1896 (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Briefhoofd Steegh & Esser, 1896 (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

B. en W. klaagden, dat de firma Steegh en Esser, die 350 hectare grauwveen van de gemeente exploiteert, gelegen tegen de gronden van de Maatschappij Helenaveen, daar al het grauwveen benevens de bovenkorst van het zwartveen afhaalt, zoodat er geen zogenaamde bonkaarde overblijft, om, wannneer het zwartveen daar ook af is, den ondergrond voor cultuur geschikt te maken. Goed veenmansch gebruik eischt, dat die bonkaarde blijft liggen; tot nu toe heeft de gemeente te dien opzichte zich nooit te beklagen gehad, onverschillig met welken huurder van veen zij ook te doen had. Door de handelwijze van de firma Steegh en Esser – voor welke firma 1913 het laatste exploitatiejaar is – worden die 350 hectare, wanneer het zwartveen er ook af zal zijn, absoluut waardeloos.

Ik heb aan B. en W. medegedeeld, dat in de najaarszitting 1912 over deze roofbouw in de statenvergadering geklaagd is, en dat toen gevraagd is om eene provinciale verordening, ten einde in de toekomst dergelijke roofbouw onmogelijk te maken; in plaats van vruchtbare veenkoloniën, zooals in Groningen en Drenthe, houdt men hier eene absoluut onvruchtbare zandvlakte over. Ik heb met de Heeren afgesproken, dat, zoodra de provinciale verordening in concept gereed zal zijn, ik naar Deurne zal komen, om met hen de terreinen, waarvoor de verordening moet dienen, te bezichtigen, en na te gaan, of de ontworpen bepalingen doeltreffend zijn te achten.

Men hoopt zeer, dat de ontworpen tram naar Roermond tot stand komt. Deurne geeft daaraan f. 100.000 en meent daarmede Liessel en Neerkant uit hun isolement te verlossen. Eene klacht tegen den burgemeester geuit in De Zuid-Willemsvaart van 22 Juli 1916 werd door mij onderzocht en gegrond bevonden. Hem deswege op 6 September onderhouden; hij heeft mij eerlijk beterschap beloofd.

Burgemeester J.C. van Beek, 1917-1939, geschilderd door Harrie Maas (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Burgemeester J.C. van Beek, 1917-1939, geschilderd door Harrie Maas (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Den 2den Augustus 1918 bezocht ik per auto vanuit Helmond de gemeenten Deurne en Vlierden. Burgemeester Van Beek valt in Helmond blijkbaar zeer in den smaak. Hij geeft zich veel moeite en pakt de zaken flink aan. Zoowel de geestelijkheid, die op audiëntie kwam, als de beide wethouders prezen hem ten zeerste.

Het veenbedrijf gaat goed; in 1917 werd f. 116.000 zuiver verdiend; in 1918 zal de winst nog grooter zijn. Er zijn groote plannen, door de Heide Maatschappij opgemaakt, om gronden in cultuur te brengen, drie boerderijen te bouwen enz. Voor de bebossching van plusminus driehonderd hectare wil men de hulp inroepen van het Staatsboschbeheer. Het electriciteitsbedrijf gaf in 1917 een nadeelig saldo van plusminus f. 2.500; in 1918 zal het zich ongeveer dekken.

De harde weg naar Venray is gereed; onder Deurne zal die beplant worden met eene dubbele rij boomen; men wil er een prachtweg van maken. De tram naar Venray zal er wel niet komen, vooral met het oog op de aanhangige locaal spoorweg plannen. Voor den tram naar Roermond gaf Deurne f. 195.000. Er zijn geen rails, om den tram af te bouwen tusschen Liessel en Deurne. De tram loopt thans tot Roggel; de baan is klaar tot Meijel; met de rails kan men komen tot Liessel. Die tram zal verbinding krijgen met het Zuid-Limburgsche kolenbekken. B. en W. achtten die tram voor Deurne van groote waarde.

Deurne moet jaarlijks veel betalen voor de armen; de peelwerkers van Liessel en Neerkant zijn kleine boertjes; niet één hunner wordt door gemeente bedeeld. Maar die uit Deurne wonen allen in kamertjes, en hebben geen eigen bedrijfje; die menschen kosten jaarlijks veel aan de gemeente. Sinds korten tijd heeft men de armenzorg voor die menschen van de gemeente overgedragen op het armbestuur; misschien kan langs dien weg de jaarlijks benoodigde som verminderd worden.

Van de exploitatie van gronden wil men afzonderlijke bedrijven maken; dan is geene afzonderlijke beschrijving van alles noodig. De distributie van de levensmiddelen loopt goed; de administratie is uitstekend in orde, zooals een Regeeringscontroleur juist heden constateerde. Er is woningnood in de gemeente. B. en W. stellen zich voor, voorloopig zes woningen door eene op te richten vereeniging te doen bouwen. Voor Helenaveen zit Van Oers in den Raad; een uitstekend lid; met de aanstaande verkiezing volgens de evenredige vertegenwoordiging loopt zijn zetel groot gevaar.

Den 18 Mei 1922 bezocht ik vanuit Helmond de gemeenten Lierop en Deurne. De tram Deurne-Meijel-Roermond beantwoordt niet aan de verwachting. Tussen Deurne en Meijel is zeer weinig verkeer. L.T.M. staat op de locomotieven, d.i. Limburgsche Tramweg Maatschappij. Spotters meenen, dat die letters Ledig tot Meijel beteekenen. Die tramverbinding kostte aan Deurne f. 220.000.

Het veenbedrijf gaat nog vrij goed: aan turfstrooisel verdiende men in 1921 plusminus f. 4.000 aan verkoop van turf plusminus f. 63.000 te samen plusminus f. 67.000. Deurne maakte een harden weg van Zeijlberg naar station Helenaveen. Zeer in het belang van den detail-turfverkoop: vanuit Helmond, Nuenen, Deurne, Gemert, St. Oedenrode enz. komt men per kar, wagen, lastauto turf halen. In 1921 werd 90.000 kubieke meter turf gegraven; men meent, dat men in 1922 alle aanvragen om turf niet zal kunnen voldoen.

De pontonbrug over de Helenavaart (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)De pontonbrug over de Helenavaart (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Met B. en W. even naar Halte Helenaveen gereden om ter plaatse moeielijkheden, verwekt door den directeur Bos van Helenaveen, te kunnen beoordeelen. De weg Zeijlberg-halte Helenaveen is een gedeelte van een hardewegverbinding Deurne-Horst-Venlo. Juist aan de halte is nog een stuk weg van ongeveer vierhonderd meter nog niet verhard. Deurne en Horst willen dien weg recht langs de spoorlijn en de halte door trekken. De Heer Bos wil dien weg maken achter langs de turfstrooiselfabriek van Deurne. Dan moeten drie bruggen gemaakt, benevens over eene groote lengte het veen meer dan drie meter diep uitgegraven; dat zal ongeveer een ton kosten, terwijl men allerlei gevaarlijke bochten en draaien moet maken, terwijl de weg anders rechtdoor loopt. Bovendien moeten de menschen uit het dorp IJsselstein dan een grooten omweg maken om de halte Helenaveen te bereiken. Welke reden de Heer Bos heeft, om zooveel moeielijkheden te maken weet men niet; hij heeft vroeger met Van den Griend ruzie gehad, en nu vermoedt men, dat daarin de oorzaak van zijn optreden ligt. Van zijn raccordement met de halte maakt hij geen gebruik meer; dat zou trouwens gemakkelijk opgeschoven kunnen worden.

Ontginningen: vier boerderijen gebouwd, vier boerderijen in aanbouw, met renteloos voorschot van den Staat aan den eigenaar; twaalf boerderijen in erfpacht gegeven; grond van gemeente; gebouwen van den boer; gesticht met Rijkspremie. Vier boerderijen, eigendom van gemeente, verhuurd. In 1920, 1921 en 1922 plusminus 200 hectare woesten grond met werkeloozen aangemaakt. Met Staatsboschbeheer juist een contract afgesloten voor bebossching van 155 hectare. Van de 375 hectare bestaande bosschen krijgt Staatsboschbeheer bovendien plusminus 200 hectare in verpleging.

Electriciteitsbedrijf gaat goed; in 1921 een zuivere winst van ongeveer f. 1.000. Dat bedrag zou veel grooter zijn, wanneer men niet juist Liessel had aangesloten; dat kostte f. 65.000. Arbeiderswoningen: Men heeft 89 woningen gebouwd; meer doet men ook niet; bij 22 ligt een tot drie hectare grond. Uitbreidingsplan is nog niet gereed. Met Ouwerling gaat het tegenwoordig goed. Werkeloozen: Gemeente verschaft op het moment in de ontginningen nog aan 80 werkeloozen werk.

De openbare school in de Schoolstraat (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)De openbare school in de Schoolstraat (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Den 22 Juni 1928 kwam ik weer in Deurne en Lierop. De gouden tijd voor Deurne schijnt voorgoed voorbij; het ontginningsbedrijf leverde in 1927 een batig saldo op van f. 300, het veenbedrijf van plusminus f. 3.500. Behalve die f. 3.500 ontving gemeente 4% van zes ton, zijnde de waarde, waarop het veen is getaxeerd. Deurne is hooge belastingen moeten gaan heffen, in 1927 honderd opcenten op de Rijksinkomstenbelasting en 3 ½% gemeentelijke dito. Twee zaken kosten buitengewoon veel geld: 1. Het onderhoud van vijftig kilometer kunstweg; 2. Het onderwijs: daar zijn in Deurne zeventien scholen. Deurne heeft een half millioen schuld; daarvan zitten anderhalve ton in het electriciteitsbedrijf, dat in 1927 plusminus f. 7.000 batig saldo opleverde; en anderhalve ton in het ontginningsbedrijf, dat in 1927 een batig saldo gaf van f. 300; maar daar is nogal sterk gereserveerd.

In Deurne is maar heel weinig draagkracht; voor de Rijks Inkomstenbelasting was er in 1927 een belastbaar inkomen van anderhalf millioen. Volgens de wet op de finantieele verhouding van 1897 is Deurne er bijzonder ongunstig aan toe. Zou het ontwerp van de Staats Commissie wet worden, dan was Deurne met één slag uit de finantieele moeielijkheden. Het volk, dat in de veenderij werkt, is bijzonder lastig, niettegenstaande de loonen 10% hooger staan dan die in de Drentsche venen. De armenzorg nam in de laatste jaren sterk toe; subsidie van gemeente aan armbestuur accresceerde in korte jaren van f. 8.000 tot f. 16.000.

Pastoor Roes tijdens zijn 50-jarig priesterfeest, 1939 (collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)Pastoor Roes tijdens zijn 50-jarig priesterfeest, 1939 (Foto: collectie Heemkundekring H.N. Ouwerling Deurne)

Er zijn twee arbeiders lid van den gemeenteraad; de raad nam het verstandige besluit, dat arbeiders, in dienst van de gemeente, geen Raadslid mogen zijn. De détail-turfverkoop gaat goed; van heinde en verre komt men met karren en lastautobussen vrachten turf halen. Met Rijksvoorschot werden acht boerderijen gebouwd. Gemeente bezit zelve elf boerderijen; en gaf den grond voor negen boerderijen in erfpacht.

Staatsboschbeheer beboscht voor gemeente zeshonderd hectare; en verpleegt in overleg met directeur ontginningsbedrijf nog honderd hectare oude bosschen. Een uitbreidingsplan moet nog worden vastgesteld. Met B. en W. een boerderij en enkele ontginningen bezichtigd. Men bracht mij op den weg Deurne-Oploo naar Roesbeek (aldus door de spraakmakende gemeente genoemd naar pastoor Roes en burgemeester Van Beek). Daar zal eene bijzondere school gesticht worden door eenige boeren, die er bezwaar tegen hadden, dat hunne kinderen geregeld nar Deurne ter school moesten; daar zouden meer dan honderd kinderen voor die school zijn.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.