skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Astrid de Beer
Astrid de Beer RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Astrid de Beer
Astrid de Beer RA Tilburg

De Commissaris van de Koningin over Hoeven en St. Maartenspolder

Rien Wols
Rien Wols Bhic
vertelde op 31 maart 2009
bijgewerkt op 7 augustus 2018
Tussen 1894 en 1928 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over Hoeven te melden:

Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.

Hoeven en Sint-Maartenspolder

Den 23sten. Mei 1896 bezocht ik de gemeente Hoeven. Ik had een Bredasch rijtuig aan het station Hoeven besteld te 8.53; daarmede reed ik langs een zandweg naar de gemeente. Omstreeks 9.10 hield ik voor het Raadhuis stil, en werd ik aldaar ontvangen door Burgemeester en Wethouders.

De Burgemeester (Van Meer) overigens geen ongeschikt man, is een liefhebber van speechen; hij hield een lange rede om mij welkom te heeten, waarna wij in de rijk met planten versierde raadszaal plaats namen en verschillende belangen der gemeente bespraken; eenige opmerkingen, welke ik maakte, vielen blijkbaar in goede aarde; de burgemeester noteerde die, om er voortaan op te letten.

Op mijne audientie verscheen alleen de geestelijkheid, waarbij zich gevoegd hadden de president en eenige professoren van het seminarie. Een lange speech van den pastoor, een dito van mij, en daarmede was mijne audientie afgeloopen. Met B. en W. praatte ik daarna nog over alles en nog wat; ik ging de secretarie in oogenschouw nemen (waar alles buitengewoon goed in orde was) en omstreeks 11.15 verliet ik de gemeente weer, om mij te begeven naar Etten.

Ik nam van Hoeven den indruk mede, dat alles daar goed beheerd wordt; dat het eene welvarende gemeente met eene brave bevolking is; en dat het dagelijksch bestuur aan goede handen is toevertrouwd. De verstandhouding tusschen den burgemeester en de wethouders laat niets te wenschen over. Het is alleen maar jammer, dat de secretaris een bekend zaakwaarnemer is.

In de administratie blijkt van jaren her eene zeldzame waakzaamheid om alles op schrift te bewaren, wat voor navraag omtrent, of voor behandeling van administratieve zaken van belang zijn kan. Ook bij den ontvanger was alles goed in orde.

Den 13 September 1900 kwam ik weder in de gemeente. Weer ontvangen met een eindelooze speech van den burgemeester; ik vond nog den 82-jarigen wethouder Buys; toen de wethouder Van Meer in 1892 burgemeester van Hoeven werd, volgde Buijs hem op als wethouder. De andere wethouder (Mees) is eerst sinds een jr als zoodanig in functie.

Op mijne audientie verscheen pastoor Kriellaars met zijn kapelaan (Stoffelen); hij vertelde mij, dat hij nu op audientie kwam, omdat hij sinds 2 jr pastoor van Hoeven was; van tevoren was hij eenige jaren pastoor geweest te Heen, gemeente Steenbergen. Daarna verschenen op audientie de bovengenoemde kapelaan Stoffelen met den burgemeester Van Meer. Zij kwamen de belangen bepleiten van de kerkelijke gemeente St. Willebrord (het eertijds beruchte “Heike”), gelegen onder Etten, Hoeven en Rucphen.

Meer speciaal vroegen zij steun voor het tot stand komen van een harden weg van Sprundel over Heike naar Hoeven. Dan konden de bewoners van het Heike zich gemakkelijker verplaatsen, als zij met hunne hondenkarren negotie gingen doen; ze konden dan ook veel gemakkelijker elders gaan werken. Zie hierover meer uitvoerig mijne aanteekeningen onder “Rucphen”. Ik vernam nog van B. en W. dat er niemand van het seminarie te Hoeven op audientie kwam, omdat het nog vacantie was; de heeren waren niet tehuis.

Den 27 April 1904 kwam ik weer in de gemeente. Vanuit Roosendaal bezocht ik eerst Rucphen, daarna Hoeven en vervolgens Etten, vanwaar ik per spoor naar Breda ging. Ik verleende audientie aan pastoor Kriellaars, die niets bijzonders te vertellen had; daarna aan twee professoren van het seminarie (de president was niet tehuis), de heeren Oomen en Dr. Besemans. Zij vroegen, dat ik het seminarie zou komen kijken; het was nu half klaar. Ik zeide de Heeren, dat ik dan maar liever zou wachten tot een volgend bezoek, als wanneer het heelemaal klaar zou zijn.

20% gedwongen huwelijken; onwettige geboorten zoo goed als nooit, althans hoogst zeldzaam. Bij periodieke verkiezingen wordt er geen drukte gemaakt; bij werkelijke vacaturen veel strijd bij stemming, maar er blijft geen rancune. Wie op de suikerfabrieken gaan werken, behouden hun weekloon, en betalen tehuis kostgeld; die in de boomkweekerijen te Oudenbosch gaan werken, geven tehuis hun weekloon af.

Aan B. en W. geraden, het onderhoud van de waterleidingen ten koste van de gemeente te nemen; zij schenen daarnaar nogal ooren te hebben. B. en W. klagen over de strooperijen van de bewoners van het Heike. Zij stelen vooral de bezemrijs van de berkenstruiken, en denappels van de mastenboomen; zij doen dat op een manier, dat ze de berkenstruiken en de mastenbosschen totaal bederven.

Hoeven, Groot seminarie Bovendonk (WBA, RAW014018842)Hoeven, Groot seminarie Bovendonk (collectie: West-Brabants Archief)

Den 22 Mei 1908 kwam ik weer in de gemeente. Bij mijne aankomst was de burgemeester er niet; hij moest aan de Rechtbank te Breda zijn, en had zijn zaak niet kunnen laten verdagen; even voor ik vertrok kwam hij uit Breda terug. Het Groot Seminarie is thans geheel afgebouwd; het is opgetrokken naar de plannen en ontwerpen van den grooten Cuypers; het ziet er magnifique uit, en maakt bepaald eenen grootschen indruk, wanneer men het vanaf den weg ziet liggen. Er is ruimte voor 80 studenten, die dan ieder twee kamertjes hebben, een slaapkamer en eene zitkamer.

Behalve de president zijn er 5 professoren. In den huishoudelijken dienst wordt voorzien door drie knechts en drie meiden. De studenten komen niet buiten het bosch van het seminarie, behalve tweemaal in de week om eene wandeling te maken; zij komen bij niemand aan huis; dat is hun streng verboden. De professoren mogen overal komen, maar houden met niemand conversatie behalve met den burgemeester en den pastoor. Op het oogenblik zijn alle professoren jonge menschen van omstreeks 30 jaren; als ze aan de beurt zijn om pastoor te worden, dan laten ze hun professoraat gaarne in den steek.

Waar nu het seminarie staat woonde weleer de drost; in 1816 werd huis en terrein door de Regeering ter beschikking gesteld, om er een seminarie te vestigen; vóór ± 20 jr. werd alles door het bisdom van den Staat gekocht; het Bisdom wilde gaarne eigenaar van den grond zijn, alvorens over te gaan tot de oprichting van een nieuw seminarie. Alles te samen zal het Bisdom een enclos hebben van ten hoogste 6 H.A., waarvan nog een gedeelte verhuurd is als akkergrond.

Wethouder Van de Lindeloof is een pachter van den Gedeputeerde Mr. Gerrits; sinds 1822 woont zijne familie onder de familie Gerrits. Hij prees den Gedeputeerde zeer. Ongeveer 1/10 van de bewoners van St. Willebrord behooren tot de burgerlijke gemeente Hoeven; daar gaan slechts 10 kinderen uit Hoeven op de school te St. Willebrord. De bewoners van St. Willebrord staan bekend om hunne neiging tot diefstal en stroopen. Voor enkele maanden hadden de pastoor en de kapelaan (Bastiaansen) daartegen gepreekt; de menschen namen dat zoo kwalijk, dat ze ’s avonds in de nieuw gebouwde paternosterfabriek van Kapelaan Bastiaansen alle ruiten stuk sloegen!

Den 13 April 1912 kwam ik weer in Hoeven; ik was vantevoren in Standdaarbuiten en Oudenbosch geweest. Ik maakte den tocht van Roosendaal uit per auto. Ik verleende audientie aan pastoor Van der Made, die zijne opwachting kwam maken. –Op het seminarie was niemand tehuis, door dat het Paaschvacantie was. –Dr. Smits, pastoor van Bosschenhoofd, kon niet komen omdat het Zaterdag was, en hij moest biecht hooren.

Hoeven, Rijken IJk nu St. Janstraat met  rechts woonhuis van H. Mannien, woonhuis van H. Nelissen, woonhuis en cafe van M. de Bruijn (WBA, RAW014018809)Rijken IJk, nu St. Janstraat (collectie: West-Brabants Archief)

In 1910 kwamen 27 huwelijken tot stand; bijna alle arbeiders wonen in eigen woningen; de gelden voor den bouw worden verschaft via notaris Scholten uit Oudenbosch, notaris Mertens uit Roosendaal; worden verschaft door een zekeren Wittebolz uit Roosendaal; of door de heeren, burgers of boeren, bij wie de menschen werken. Voor de arbeiders bedraagt het loon ’s winters f. 0,80, in het voorjaar f. 1 en ’s zomers f. 1,15.

Er zijn nog steeds drie marechaussee tijdelijk in Hoeven gestationneerd. Men hoopt van ganser harte, dat die er mogen blijven. De bewaking van de Heike’s mannen blijft steeds bitter noodig. Eene nieuwe manier van stroopen van de Heike’s mannen is deze: als een bosch gehakt wordt, dan worden doode stompen door jonge telgen vervangen; wanneer die jonge telgen een jr of vijf oud zijn, dan worden ze door de Heike’s mannen uitgerooid en aan de boomkweekers verkocht!

Gemeente wilde geen kosten maken voor het plan, om door eene groote waterleiding heel Westelijk Noordbrabant aan goed drinkwater te helpen; de raad wilde er niets van hooren. De jongste veldwachter Dierickx, vroeg mijne medewerking om aan eene bewoonbare woning te komen; hij huurde eene woning, zóó slecht, dat Gezondheidscommissie die zeker moest afkeuren; er was anders niets te krijgen. Hij had zich deswege voor drie maanden tot den Raad gewend en geen antwoord gekregen. Zijne belangen aan den burgemeester aanbevolen.

Ik reed over Oudenbosch, Bosschehoofd en Seppe naar Roosendaal terug. Te Bosschenhoofd moet nog al wat gespuis wonen, dat niet veel beter is dan de bewoners van het Heike. Vlak tegenover de halte Seppe staat het nieuwe Retraitehuis voor het Bisdom Breda; de kolossale inrichting is bijna gereed. Naar ik vernam zullen de retraites op 30 April aanst. aanvangen met een retraite voor de onder officieren uit Bergen op Zoom. Het Bisdom Breda krijgt slechts één Retraitehuis; het moet dienen voor mannen en voor vrouwen.

Den 8 augustus 1917 kwam ik weer in Hoeven. Tevoren had ik de gemeente Etten bezocht. Ik vond daar een nieuw stel wethouders; de Heer Brörmann voelt zich te veel, en tracht den burgemeester te effaceeren. Het gaat den boomkweekers bijzonder slecht; al 3 jr lang hebben zij niet meer dan 25% van het normale debiet; de onkosten daarentegen stijgen beduidend. Heel wat kweekerijen worden opgeruimd; de Regeering help mede, door te vergunnen, dat 90% van de groenten, die door boomkweekers in hunne kweekerijen verbouwd worden, naar het buitenland gaan. De gewone groentenbouwers mogen niet meer dan 50% naar het buitenland zenden.

Het gaat den menschen op het moment redelijk goed; allen hebben vrijwel loonend werk. Maar met groote zorg ziet men de winter tegemoet; dan zal er groote werkeloosheid komen. Er wordt nog erg gesmokkeld; de verdiensten zijn zoo groot! De menschen hebben wel het land aan Veenhuizen; maar vroeger risqueerden ze wel, van te worden doodgeschoten. Men heeft voortdurend een bataillon infanterie in kwartier; dat levert aan inkwartieringsgelden ± f. 70.000 per jaar op; bovendien verteren de soldaten nog wel f. 80.000. Het smokkelen en de inkwartiering zijn de twee voornaamste factoren, waarom het in Hoeven vrij goed gaat.

Het getal studenten op het seminarie neemt tegenwoordig weer toe; daar zijn er ± 70. Het drinkwater in de gemeente, althans in de kom, moet vrij goed zijn.

Hoeven, Oude tram zoals deze door Hoeven kwam voor reizigers van Breda- Etten Leur-Hoeven-Oudenbosch- Oud Gastel en terug (WBA, RAW014019590)De tram, zoals deze door Hoeven kwam voor reizigers van Breda- Etten Leur-Hoeven-Oudenbosch- Oud Gastel en terug (collectie: West-Brabants Archief)

Den 12 Juli 1921 bezocht ik Hoeven en Etten. Burgemeester Vermeer is oud en versleten; hij treedt in Mei 1922 af als burgemeester. Hem aan het verstand gebracht, dat hij niet herbenoemd kan worden, en dat hij daarom tevoren, bijv. tegen 1 April 1922 eervol ontslag moet vragen.

Hoewel de woningnood in Hoeven groot is, werd van de zijde van het gemeentebestuur letterlijk niets gedaan, om daarin te helpen voorzien. Zelfs voor den woningbouw met Rijkspremie werd geen propaganda gevoerd, zoo dat er zelfs geen enkele woning met Rijks premie zal gebouwd worden; het is treurig!

Bij de laatste Raadsverkiezing kwamen er 4 nieuwe Raadsleden; er zal dus nog meer nieuw bloed in den Raad moeten gebracht worden, om dat lichaam tot leven te wekken. De kermiszondag werd dit jaar voor het eerst droog gelegd. De verordening kon gehandhaafd worden. Over het resultaat is men tevreden. Aan de directie van den Stoomtramweg Breda-Roosendaal-Steenbergen-Willemstad werd een gevraagd subsidie van f. 2.500,- geweigerd! Zuinig, doodzuinig is de hoogste wijsheid van den Gemeenteraad!

De retraites in het St. Gerardus Retraitehuis te Seppe (parochie Bosschenhoofd) worden geregeld gegeven en zijn steeds voldoende bezet. De finanties van Hoeven zijn gunstig; het belastbaar inkomen ging nog vooruit! De invoering van de lager onderwijswet 1920 zal aan de gemeente minstens een ton kosten! Uit zuinigheid besloot de Raad, niet mede te doen aan de groote Waterleiding Mij. voor West-Brabant. Hoeven en Klundert zijn de eenige gemeenten, die niet meedoen.

Het distributienet voor het electriciteitsbedrijf is juist aanbesteed; raming f. 40.000; laagste inschrijving f. 27.000. Men is met mij van oordeel, dat St. Willebrord onder ééne burgerlijke gemeente moet ressorteeren; het best onder Rucphen! Voor eene vereeniging van Hoeven met Etten voelen B. en W. niet veel; wel zouden ze gaarne zien, dat de gehuchten Palingstraat en Heul geheel bij Hoeven kwamen. Er is in Hoeven geen voldoende werk voor de arbeiders; successievelijk werken er wel 300 een gedeelte van het jaar buiten de gemeente (gras maaien in Holland, suikerfabrieken enz.)

De boomkweekerijen gaan heel slecht; afzet = 0; de jonge aanplant bovendien geheel verdroogd. Wethouder Brörmann is boomkweeker. Bij eene burgemeestersvacature zal hij zeker tot de sollicitanten behooren. Burgemeester Van Meer acht hem daartoe blijkbaar niet geschikt, en zou het in het belang van Hoeven achten, wanneer daar een vreemde burgemeester kwam.

Hoeven, Dorpsstraat met kerk te Hoeven (WBA, RAW014018806)Dorpsstraat met kerk te Hoeven (collectie: West-Brabants Archief)

Den 10den. Juni 1925 kwam ik weer in Hoeven; later bezocht ik nog Oudenbosch. Van tevoren was ik naar St. Willebrord geweest, en had met Pastoor Bastiaansen aldaar de houten noodwoningen bekeken. Ik kwam dientengevolge vijf kwartier te laat in Hoeven aan en zag juist den President van het Seminarie met twee professoren verdwijnen, nadat zij drie kwartier op mij gewacht hadden. De heeren hadden de beleefdheid terug te komen en een minuut of tien te komen praten. Daarna verschenen de twee kapelaans van Hoeven – de Pastoor kon wegens ziekte niet komen - ; ook zij hadden zoo lang gewacht. De Heeren hadden niets bijzonders te vertellen.

Hoeven heeft indertijd geweigerd aan te sluiten bij de drinkwaterleiding Westbrabant; binnenkort komt de directeur Roelants daarover nog eens met B. en W. praten. Blijkbaar heeft hij dus nog niet de hoop opgegeven, de Heeren van het groote belang dezer zaak voor de gemeente Hoeven te overtuigen. Het electriciteitsbedrijf gaf in 1924 een klein batig saldo. Niettegenstaande den woningnood bleef Hoeven ten deze eene afwachtende houding aannemen. Ook van premiebouw kwam weinig terecht.

De belastingen drukken zwaar: daar is geen draagkracht. 100 opcenten op de Rijksinkomstenbelasting en dan nog 3.2 gemeentelijke inkomsten belasting. De lageronderwijswet 1920 zou aan Hoeven ± f. 11.000 kosten. Ongeveer 250 inwoners van Hoeven behooren tot de parochie St. Willebrord. Het zou zeer gewenscht zijn, dat die parochie in haar geheel onder ééne burgerlijke gemeente ressorteerde. In den afgeloopen winter waren er ± 30 werkeloozen.

De mentaliteit van de menschen wordt gaandeweg minder; vanaf het begin van de mobilisatie heeft men dat verschijnsel kunnen waarnemen. De mobilisatie deed er veel kwaad aan. De Roomboterfabriek gaat goed; dagelijks worden 8 à 900 liter verwerkt. Op de fabriek staat nog ± f. 3.000 schuld. Bovendien was er een zoogenaamd ledenkapitaal: de melk, die de leden aan de fabriek leveren, wordt niet ten volle uitbetaald; een klein percentage wordt door de fabriek achtergehouden en goedgeschreven ten name van de leden. In geval van overlijden wordt aan de erfgenamen van het lid diens aandeel in het ledenkapitaal uitgekeerd. De winst, die de fabriek in 1924 gemaakt had, diende om aan de leden 30% op hun ledenkapitaal uit te keeren, terwijl bovendien 30% ten hunnen name op hun aandeel in het ledenkapitaal werd bijgeschreven.

De landbouw gaat vrij goed; de boeren willen zwart vee; hebben vrij goed vee. Jaarlijks worden 100 volens gefokt. Veel varkens en heel veel geiten bij den arbeider en den kleinen man. Fruitteelt gaat sterk vooruit: veel aardbeien, frambozen; uitgebreide groententeelt: spinazie, erwten, boonen, alles voor de fabrieken. Het gaat alles naar de veiling te Oudenbosch, waar in den drukken tijd zelfs tweemaal daags geveild wordt. In den laatsten tijd is men zich nog bijzonder gaan toeleggen op de pluimveehouderij; vooral wethouder v.d. Berg schijnt daarin eene leidende figuur te zijn. Vele boomkweekerijen zijn opgeruimd; die nog bestaan maken op het moment beslist goede zaken.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.
Doe mee en vertel jouw verhaal!