
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In de hoofdstad zijn er maar twee industriëlen met een auto en dat waren dan ook nog eens fabrikanten van de oude stempel: een koffiebrander en een vervaardiger van militaire uitrusting. In Tilburg domineert het nieuwe geld: naast een goudsmid, een wijnhandelaar en twee rijwielhandelaars zijn het uitsluitend fabriekseigenaren die zich aangetrokken voelen tot de automobiel.
Josephus Jacobus Bogaers (Tilburg 1869- Antwerpen 1930), fabrikant in wollen stoffen, was de allereerste Nederlander met een auto. Lang voordat er rijksnummerborden werden ingevoerd, importeerde hij een heuse auto-mobile. Op 20 december 1895 werd Tilburg “opgeschrikt door een vreemdsoortig geluid.
Eenigen meenden dat de tram uit zijne gewone richting was ontsnapt en bezig was onze straten te doorkruisen. Bij nader onderzoek bleek dat het een benzine- of stoomrijtuig was, dat via Middelbeers onze stad binnenkwam en bestemd is voor een particulier”. Het autootje kon ‘op een goeden weg’ een maximum snelheid bereiken van maar liefst 20 kilometer per uur.
Toen in 1898 de rijkskentekens werden geïntroduceerd, vond Bogaers het niet nodig een dergelijk nummerbord aan te vragen; kennelijk reed hij uitsluitend op provinciale wegen. Pas in 1905 vraagt hij voor het eerst een vergunning aan om gebruik te maken van het rijkswegennet.
Bogaers importeert in 1905 vanuit Frankrijk een (nieuwe) Darracq. Wellicht dat hij als eerste autobezitter in Nederland speciaal om een ‘vroeg’ rijksnummerbord heeft gevraagd, hij krijgt in ieder geval het lage nummer 6, dat (door het overlijden van de vorige eigenaar?) net was vrijgekomen.
Aan het eind van datzelfde jaar koopt Bogaers een tweede Darracq van een flinke lengte, bijna 4 meter, die het kenteken 2046 krijgt. Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd krijgen al zijn auto’s het nummerbord N-302.
Franciscus Adrianus (Tilburg 1863) en Adrianus Lambertus (Tilburg 1856-1924) waren zonen van de Tilburgse commissionair in wol Adriaan van der Aa. Frans was opgeleid tot werktuigkundige en begint in de jaren negentig een rijwielfabriek.
Vanaf 1899 is in advertenties te lezen dat hij ook motorrijtuigen verkoopt; vanaf 1.400 gulden, hij richt zich dus op de onderkant van de markt. Hij verkoopt inderdaad enkele auto’s (o.a. aan De Pauw Gerlings in Breda en aan autohandelaar Ankel in Arnhem), maar kennelijk is het niet voldoende, want in 1901 wordt zijn complete fabrieksvoorraad bij opbod verkocht. Tot de geveilde goederen behoorden naast een grote partij nieuwe en gebruikte heren- en damesrijwielen ook “7 automobielen voor 2,3 en 6 persoonen” alsook een gemotoriseerde driewieler van Peugeot en een motorfiets van het merk Minerva.
In 1903 schiet zijn broer Adriaan te hulp, hij koopt niet alleen de Benz van Frans maar ook nog andere auto’s met het doel de firma Van der Aa voort te zetten. Deze doorstart mag niet baten, want in 1904 slaat het noodlot wederom toe: er breekt brand uit in de rijwielfabriek. Door de aanwezigheid ‘van vele brandbare stoffen’ is het vuur niet te blussen: het gebouw stort in, wat rest is een rokende puinhoop. Waarschijnlijk was dit de nekslag voor de onderneming, er zijn nadien geen verdere activiteiten van het autobedrijf bekend. Ook als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, vragen de gebroeders geen nummer aan.
In 1901 Frans koopt in Arnhem een tweedehands 2 ¾ pk Benz Comfortabele uit 1898, die het kenteken 38 krijgt. In augustus 1903 wordt deze auto verkocht aan zijn broer Adriaan, het kenteken 38 vervalt.
In 1903 koopt broer Adriaan een grote auto (4,00x2,00) van onbekend merk en vraagt een vergunning aan voor meerdere auto’s. Hij krijgt het kenteken 1119. Tot zijn wagenpark behoren dan onder mee: de Benz van zijn broer, een Cottereau gekocht van Valckenaer in Teteringen (nummer 62) en een De Dion Bouton gekocht van F. F. Schuurmans, een Bossche handelaar in automobielen. (nummer 749).
Eugenius Henricus Wilhelmus Antonius Lommen (Tilburg 1879-USA 1922) was zoon van een verffabrikant die leverde aan de plaatselijke textielindustrie. Eugenius was zelf ook enige jaren actief in die branche, tussen 1898 en 1905 trad hij op als commissionair in verfstoffen. Hij vertrekt in 1906 naar Arnhem en later naar Amerika.
Lommen koopt eind 1902 een auto van de Arnhemse autohandelaar Bosman. Deze krijgt in 1903 het kenteken 874. Volgens het archief van de Eerste Tilburgsche Automobielen Garage M.J. de Groot & Zoon ging het om een Vincke. Lommen doet deze auto in 1905 van de hand.
In 1903 koopt Lommen een tweede auto, het is een 4,5 pk Darracq. Deze krijgt het kenteken 378. De leverancier is de Tilburgse autohandelaar Adriaan van der Aa. In 1906 vertrekt Eugenius naar Arnhem, waarschijnlijk neemt hij deze auto mee. In de lijst van Brabantse provinciale kentekens komt hij dus niet voor.
Vermoedelijk betreft het Petrus Johannes Martinus van Eijck (Tilburg 1875-), werkzaam als juwelier en goudsmid in de Heuvelstraat in Tilburg. Hij trouwde met een dochter van de sigarenfabrikant Donders.
In 1904 koopt Petrus een auto, vermoedelijk de één jaar oude 6,5 pk Darracq van dhr. Van Erp, directeur van de kort daarvoor failliet verklaarde fabriek in gasapparaten in Den Haag. Het voertuig krijgt het kenteken 954. Het rijplezier is van korte duur, binnen een jaar wordt de auto inclusief het kenteken door verkocht aan Dobbelaere in Best. Ook na 1906, als de provinciale kentekens worden ingevoerd, zal Petrus van Eijck geen auto meer op zijn naam hebben staan.
Willem Frederik Hoosemans (Tilburg 1880-Antwerpen 1933) was zoon van een wolhandelaar. Hij treedt in de voetsporen van zijn vader en wordt eigenaar van een grote wollenstoffenfabriek.
Volgens het register van rijkskentekens koopt Willem in 1903 van dhr. Merkus in Gorssel een 9 pk Darracq. De auto krijgt het kenteken 925. Deze foto toont
Willem en zijn vrouw voorin, zijn zwager en diens verloofde op de achterbank. De jongen op de treeplank is waarschijnlijk een knechtje dat hand- en spandiensten verrichtte tijdens het dagje-uit.
De afgebeelde auto heeft kenners altijd beziggehouden: is het wel een Darracq? Zou het geen Peugeot zijn? Of misschien een custom-made exemplaar? Onder autohistorici werd zelfs gesproken over het ‘Hoosemans-mysterie’.
De oplossing van het raadsel is eenvoudig: Willem kocht inderdaad een Darracq van dhr. Merkus, maar die had meerdere uitvoeringen in zijn garage staan, waaronder de veel luxere 12 pk Tonneau. En het was dat type dat aan Willem werd geleverd.
Dankzij de Conam zijn er nog meer foto’s bewaard gebleven van Willem Hoosemans en zijn auto.
Nadat in 1906 de provinciale kentekens zijn gevoerd duurt het een tijd voordat ook Willem een Brabants nummerbord aanvraagt: hij krijgt in 1909 N-907 toegewezen.
Norbertus (Bert) Wilhelmus Woutherus Brands (Tilburg 1841-1916) was eigenaar van de wolfabriek W. Brands en Zonen. Afgaande op de belastingaanslag uit 1904 was Brands toen de op één na rijkste Tilburger met een geschat jaarlijks inkomen van 36.000 gulden. Ter vergelijking: een fabrieksarbeider verdiende ca. 500 gulden per jaar.
In 904 koopt Brands een nieuwe Darracq, vermoedelijk in de 12 pk uitvoering. Deze krijgt het kenteken 232. Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd krijgt hij nummer N-142 toegewezen.
Brands is erg trots op zijn nieuwe aanwinst, want hij laat zich met zijn gezin in de auto fotograferen in de tuin achter zijn woning in de Heuvelstraat. Voor de gelegenheid mag zijn vrouw even achter het stuur zitten. Van de foto werden ansichtkaarten gemaakt; ook toen was het een kwestie van zien en gezien worden.
Franciscus Josephus Joannis Baptist Verbunt (1856-1924) was de oudste zoon van de grondlegger van het nog steeds bestaande bedrijf Verbunt Wijnkopers. Toen vader Joseph in 1878 overleed, namen de vier zonen het bedrijf over.
In 1893 startte Frans een nieuw bedrijf onder de naam Frans Verbunt & Co dat zich geheel richtte op gedistilleerde dranken. In de tijd dat de jenevers de troost waren van de arbeidende klasse was dat ongetwijfeld een lucratieve keuze.
Frans had al voordat de rijkskentekens in 1898 werden ingevoerd een gemotoriseerd rijtuig: hij zou Tilburg onveilig hebben gemaakt met een “Engelse stoomauto, die op petroleum reed”.
Verbunt neemt in 1901 van de Helmondse textielfabrikant Swinkels diens Benz en het kenteken 319 over. Een jaar later ruilt hij deze auto met het voertuig van dhr. De Mooij in ’s-Gravenhage, ook het kenteken wordt aan hem overgedragen.
Verbunt krijgt in 1902 de Rochet Petit van dhr. De Mooij en ook diens kenteken 632. De Rochet is een Franse auto, de kleine uitvoering heeft een motorvermogen van 4,5 pk en slechts één cilinder.
Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd krijgt Frans Verbunt nummerbord N-330 toegewezen. Blijkens deze foto heeft hij dan inmiddels een andere auto, een White model F stoomauto, die in 1906 op de markt kwam. Arnoud Carp schreef er een verhaal over, dat je hier kunt lezen.
In 1916 krijgt Frans er nog een nummerbord bij: N-2804. Ook de broers van Frans hebben auto’s: Aloisius J.M. Verbunt (1853-1921) kenteken N-4803, Bernardus J.M. Verbunt (1871-1940) kenteken N-5254 en Henricus J.M. Verbunt (1868-1937) die een heel wagenpark op zijn naam had staan: N-1419, N-1885, N-6874, N-12900, N-22781 en N-34517.
Bernardus Vincentius Pessers (Tilburg 1865-1926), handelaar in wollen stoffen. Bernard had de bijnaam ‘den Gouden Bult’ vanwege zijn gekromde rug en zijn fabelachtige rijkdom.
In 1903 neemt Bernard van zijn stadsgenoot Bruyelle de 3 pk Benz over, met kenteken 337. Minder dan drie maanden later verkoopt hij de auto weer; misschien dat zijn gestalte hem verhinderde erin te rijden.
Bernard rijdt nadien lange tijd geen auto meer, pas in 1921 vraagt hij een provinciaal kenteken aan voor een auto van onbekend merk: N-6794.
Martinus van Osch (Sint Michielsgestel 1868-Tilburg 1939) was van oorsprong koperslager. Hij richt zich al snel op de verkoop, reparatie en vervaardiging van rijwielen. Blijkens een advertentie in de Tilburgsche Courant uit 1901 repareert hij dan ook auto’s en fungeert dus als garage.
In later jaren verkoopt hij - naast fietsen - ook auto’s en motoren. Hij voert zijn eigen merk M.v.O. (Marinus van Osch), het is onduidelijk of dit zelf vervaardigde fietsen of motoren waren.
Marinus vraagt in juli 1900 samen met A. Dusée van wie voor het overige niets bekend is, een rijkskenteken aan. Dat wordt hem in april 1901 toegekend: nummer 336. Ze hebben een Bollée, een auto van Franse herkomst waarvan er maar een paar in Nederland hebben rondgereden. Afgaande op de beschrijving en de afmetingen ging het waarschijnlijk om een driewieler, constructief ook het meest interessant voor een rijwielhandelaar als Van Osch.
Van Rien van Osch, kleinzoon van Marinus van Osch, mochten we deze foto’s laten zien van de Leon Bólleé Voiturette Tricar met een 1 cylinder, 650cc 2,5 pk benzinemotor. De foto’s zijn gemaakt in de tuin van de Koninklijke Harmonie aan de Stationstraat in Tilburg. Aan het stuur zit Marinus van Osch zelf. Bron: Collectie Rien van Osch.
Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd krijgt Van Osch nummerbord N-462.
Francois Antoine Bruyelle (Roermond 1863-Tilburg 1923) was een vermogend meelhandelaar. Hij had fabrieken in Tilburg en Den Bosch. Het bedrijf voerde de naam van zijn vader, Hippolyte Bruyelle.
Bruyelle koopt in 1901 via autohandelaar Aertnijs in Nijmegen een 3 pk Benz, met kenteken 337. In 1903 verkoopt hij deze auto aan stadsgenoot Pessers.
In 1903 koopt hij een andere auto van onbekend merk, met kenteken 927. Pas in 1914 krijgt Bruyelle een provinciaal kenteken (N-2322). Een dergelijk nummerbord was sinds 1906 verplicht voor motorvoertuigen, kennelijk heeft Bruyelle in de tussentijd geen gebruik gemaakt van een auto.
Ook het meeltransport vanuit de fabriek naar de plaatselijke bakkers ging lange tijd nog ongemotoriseerd: pas in 1913 krijgt het bedrijf een provinciaal kenteken: N-1766.
Een paard en wagen van Bruyelle was overigens de oorzaak van het eerste Tilburgse ongeluk met een auto. De krant meldt op 11 januari 1901: ‘Hedenmiddag reed een automobile vanaf de Heuvel de Telegraafstraat in, toen juist een met zakken beladen kar, bespannen met een paard, van de firma Bruyelle alhier, van de andere zijde kwam. Het paard maakte zich bang voor het nieuwmodisch voertuig en liep achteruit, met het gevolg dat met de achterkant van de kar, de vitrine van den Bakker Danklof, op nr. 8, totaal werd verbrijzeld. '
Henri Emile Adolphe Leon Maria van Dooren (Tilburg 1871-1928) was eigenaar van een van de grootse bedrijven in Tilburg, de wollenstoffenfabriek Van Dooren & Dams. Samen met zijn broer Emile (1876-
1957) voerde hij de directie, Emile als boekhouder, Henri als zakelijk brein en modern ondernemer.
In 1901 Henri vraagt samen met zijn broer een vergunning aan om op rijkswegen te mogen rijden met hun 3,5 pk Vivinus die op rechte stukken een maximum snelheid bereikt van 30 km per uur. Het kenteken is 397. Begin 1903 biedt Henri deze auto te koop aan, maar kennelijk zijn er niet veel gegadigden, pas anderhalf jaar later schaft Henri een nieuw voertuig aan.
In 1904 vraagt Henri een kenteken aan voor een auto van onbekend merk. Het wordt nummer 1489.
Volgens de administratie van het Tilburgse autobedrijf M.J. de Groot uit die tijd zou het om een Delahaye gaan. In 1906 krijgt dit voertuig het provinciale nummerbord N-89.
Abraham Deen (Tilburg 1858-?), Joods koopman, richt in 1890 samen met zijn broers de firma Gebroeders Deen op. Zij handelen in isolatiemateriaal en asbest ten behoeve van de afdichting van machines. In 1911 wordt deze vennootschap ontbonden en wordt Abraham zeepfabrikant.
In 1904 koopt Abraham een auto van onbekend merk die het kenteken 419 krijgt. Als in 1906 de provinciale kentekens verplicht worden, vraagt Abraham geen nummerbord aan. Kennelijk heeft hij dan geen auto meer.