
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Natuurlijk zaten er rijke, aanzienlijke burgers tussen zoals bankiers en juristen, uiteraard waren er ook industriëlen die een auto bezaten, maar de meerderheid van de Bossche autobezitters was … autohandelaar!
Den Bosch was hét bestuurlijk centrum van Noord-Brabant; alle provinciale organisaties van enig belang hadden er hun hoofdkantoor. In dat licht is het opvallend dat de bestuurlijke elite zich kennelijk nog maar weinig tot de auto voelde aangetrokken: er zijn in de periode 1898-1906 maar drie Bossche automobilisten uit deze categorie.
Lodewijk Cornelis Josephus Andreas van Meeuwen (1844-1927), telg uit een adellijk geslacht, president van de arrondissementsrechtbank in Den Bosch.
Zijn vader was Commissaris van de Koningin in Limburg, zijn zoon was rechter en zijn beide dochters trouwden met een Van Lanschot.
Op 20 september 1898 kreeg hij het kenteken 26 toegwezen. Van Meeuwen was de allereerste Brabander die rondreed in een auto voorzien van een rijkskenteken: het was een 2,9 pk Benz. Kennelijk maakte Van Meeuwen niet zo veel gebruik van de auto: nadat in 1906 de provinciale kentekens verplicht zijn gesteld, vraagt hij pas in 1908 een provinciaal nummerbord aan. Het werd kenteken N-807.
Godefridus Augustinus Wilhelmus van Lanschot (Den Bosch 1868-1935), vennoot van de Van Lanschotbank in Den Bosch. Behoorde tot de rijkste inwoners van de stad. Zijn broer was burgemeester van Breda, zijn oom burgemeester van Den Bosch, zijn neef burgemeester van Geldrop. Trouwde met een dochter van margarinefabrikant Jurgens in Oss.
In juni 1901 koopt Van Lanschot bij de plaatselijke autohandelaar B.A. Jansen een auto van onbekend merk. Hij krijgt het kenteken 412. Het motorvermogen is 4,5 pk, het gewicht 250 kg, geen grote auto dus. Van Lanschot wordt ook meteen lid van de Nederlandsche Automobiel Club, kennelijk was hij een liefhebber. Drie jaar later wordt het voertuig voor een groter exemplaar ingewisseld. Het kenteken 412 wordt behouden.
Dat gebeurt in maart 1904. Volgens opgave van de CONAM schaft Van Lanschot wederom bij B.A. Jansen een Cottereau aan. De relaties tussen Jansen en Van Lanschot waren – ondanks het grote sociale verschil – vriendschappelijk door een gedeelde interesse in de wielersport: samen organiseerden ze jarenlang wielerwedstrijden in Brabant.
Van Lanschot breidt in 1905 zijn wagenpark uit met een auto van onbekend merk, die het kenteken 1888 krijgt.
Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, krijgen deze laatste twee auto’s de nummerborden N-73 en N-74.
Alphonsus Johannes Maria Spierings (Den Bosch 1877-Veghel 1944). Zijn vader was bankier in Den Bosch en lid van Provinciale Staten, zijn moeder een telg uit het vooraanstaande geslacht Sassen. Alfons zelf bereikte niet de maatschappelijke status van zijn ouders - hij was o.a. medewerker bij de Hanzebank en muziekleraar – maar werd na de dood van zijn vader in 1897 een gefortuneerd man.
Alfons koopt in juli 1902 bij de plaatselijke autohandelaar B.A. Jansen een voertuig van onbekend merk, dat het kenteken 749 krijgt. Mogelijk was dit een door Jansen zelf vervaardigde vierwielige voiturette, voorzien van een De Dion Bouton-motor. Kennelijk is Alfons er niet zo tevreden over, want enkele maanden later verkoopt hij de auto èn het kenteken aan een andere Bossche autohandelaar, F.F. Schuurmans .
In maart 1903 koopt Alfons bij diezelfde Schuurmans een andere auto waarvan alleen bekend is dat het voertuig was uitgerust met een 4,5 pk motor. Het krijgt het kenteken 922. Ook dit exemplaar voldoet niet, want amper twee maanden later wordt ook deze auto weer van de hand gedaan.
Alfons schaft in juni 1903 via importeur Leonard Lang in Amsterdam een spiksplinternieuwe auto aan van Belgische makelij, vermoedelijk een Dechamps. De auto moet uit België komen, bij het retourtransport wordt de oude auto van Alfons meteen meegenomen. Terug naar de fabriek? Of had de importeur voor deze inruilauto een nieuwe Belgische klant gevonden? Deze auto krijgt het kenteken 922. Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, krijgt de auto van Alfons het nummer N-440.
De industrialisering kwam in Den Bosch pas relatief laat opgang. De stad miste de economische dynamiek van plaatsen als Tilburg en Eindhoven, bovendien waren de vestigingsmogelijkheden voor de nieuwe nijverheid in de vestingstad beperkt. Zo moest de bloeiende ijzerfabriek van Grasso vanwege plaatsgebrek uitwijken naar Vught. Toch zijn er onder de Bossche autobezitters twee fabrikanten, zij het ook van de oude stempel: de koffiebrander Sweens en (de zoon van) de eigenaar van een fabriek in militaire benodigdheden.
Theodorus Alphonsus Josephus Maria Sweens (Den Bosch 1865), was koopman en koffiebrander. De familie was al sinds de 18e eeuw eigenaar van de beroemde en zeer lucratieve koffiebranderij De Drie Mollen. Theodoor trouwt met een dochter van de rijke Limburgse bierbrouwer Hustinx.
In juli 1900 koopt Sweens een 3 pk. De Dion Bouton, de auto, met kenteken 245 haalt een snelheid van 30 km per uur. In 1903 verkoopt hij deze auto aan autohandelaar B.A. Jansen. Hij koopt een nieuwe auto (bij Jansen) en bij de vergunningaanvrage doet hij het verzoek of hij het oude rijksnummer 245 mag behouden. Dat wordt toegestaan. In januari 1904 schaft Sweens opnieuw een andere auto aan van onbekend merk. ook deze behoudt het kenteken 245. In 1906 krijgt dit exemplaar het provinciale nummerbord N-151.
Op de foto de familie, toen nog woonachtig in Hintham, villa Zuiderbosch met hun De Dion Bouton. We zien Th.A.J.M. Sweens met echtgenote, dochter Maria en naast hem zijn zoon Joseph, die tot zijn dood in 1965 directeur was van koffiebranderij “De Drie Mollen” in ’s-Hertogenbosch.
Vermoedelijk Johannes Mathilda Daniel Maria de Booij (overleden Den Bosch 1935), zoon van Daniel de Booij die in Den Bosch een fabriek had waar militaire uitrusting werd vervaardigd. Het bedrijf werd voortgezet onder de naam Weduwe D.P. de Booij. Ten tijde van de uitgifte van het nummerbord woonde Johannes waarschijnlijk nog in bij zijn moeder. In later jaren werd het bedrijf omgezet in een grote schoenfabriek.
In augustus 1905 schaft hij een tweecilinder Renault type Y aan, kenteken 1950. In 1906 wordt het provinciale kenteken N-113 toegewezen.
Franciscus Frederik Schuurmans (Middelburg 1877-) was oorspronkelijk in Tilburg werkzaam als smid. Rond 1900 vestigt hij zich in Den Bosch en - zoals zoveel smeden - raakt hij geïnteresseerd in dat nieuwe verschijnsel: het motorrijtuig. Volgens het register van de rijkskentekens vraagt hij in 1902 een algemene vergunning aan voor de vier auto’s die hij op dat moment in voorraad heeft. Hij krijgt voor dat gehele wagenpark rijksnummer 749, zodat hij met klanten proefritten kan maken.
Zodra een auto verkocht wordt, moet de nieuwe eigenaar zelf een eigen kenteken aanvragen. Waarschijnlijk kocht Schuurmans tweedehands auto’s, knapte hij de carrosserie op om ze vervolgens door te verkopen. De onderneming was kennelijk geen succes, in 1904 verhuist hij naar Goch in Duitsland, zijn beroep is dan machinist, vermoedelijk bij de Noord-Brabantsche-Duitsche Spoorwegmaatschappij (het Duits lijntje).
Eind 1902 neemt Schuurmans de auto van stadsgenoot Spierings over. Vermoedelijk is het een door de Bossche autohandelaar Jansen vervaardigde vierwieler met een De Dion Bouton motor. Als smid zal Schuurmans geïnteresseerd geweest zijn in de (eenvoudige) constructie. De auto krijgt het kenteken 749.
Schuurmans had ook andere auto’s in voorraad. Deze foto toont hem voor het station in Breda in een Mors uit 1899, waarvan de voorkant danig is verbouwd. Ook de vering is afwijkend gemaakt. Het rijkskenteken 749 is duidelijk zichtbaar.
Een derde auto (van onbekend merk) wordt in 1903 aan Spierings verkocht, in datzelfde jaar verkoopt Schuurmans ook een de Dion Bouton door aan de Tilburgse autohandelaar Van der Aa. Korte tijd later stopt Schuurmans zijn activiteiten als autohandelaar. Provinciale nummerborden op zijn naam zijn dus niet uitgegeven.
Bernardus Antonius Jansen (Den Bosch 1861-1932) opent in 1881 als 20-jarige zijn "Magazijn van Vélocipèden" in het centrum van Den Bosch. Hij importeert fietsen uit Engeland, maar assembleert ook rijwielen onder het eigen merk Hecla. In 1898 koopt hij in Frankrijk voor eigen gebruik een gemotoriseerde fiets van het merk De Dion Bouton en is daar zo enthousiast over dat hij ze gaat kopiëren. Hij vervaardigt zelf de frames en plaatst daar de Franse motor in. Als de klant een originele De Dion Bouton wil, kan dat ook: Bernard haalt die dan zelf op vanuit Parijs.
In 1899 gaat de Franse fabriek ook automobielen vervaardigen en met succes: een jaar later was het de grootste autoproducent in de wereld : er werden toen 400 auto’s vervaardigd. Bernard was er als de kippen bij, al in 1900 was hij de trotse eigenaar van een vierwielige De Dion Bouton.
Bernard ontwikkelt zich in een rap tempo tot de belangrijkste autohandelaar van Brabant.
![]() |
Driewieler met Dion Bouton motor (foto: Pierre Weijnen. Bron: Erfgoed 's-Hertogenbosch, fotonr. 0075120 |
In de periode tot 1906 leverde hij niet alleen auto’s aan stadsgenoten als Van Lanschot, Sweens en Spierings, maar ook de fabrikant Stokvis in Gestel, burgemeester Schoenmakers in Uden en hooihandelaar De Roon behoorden tot zijn klantenkring.
Jansen overlijdt in 1932, zijn zoon Theo zet het bedrijf tot 1967 voort.
In augustus 1900 koopt Jansen direct van de fabriek een vierwielige 3 pk De Dion Bouton. Het verhaal gaat dat hij en en zijn vrouw op de terugweg naar Nederland regelmatig uit moesten stappen om de trage Dion tegen de hellingen omhoog te duwen. De auto krijgt het kenteken 237.
Op 26 januari 1902 schaft Bernard zich in Frankrijk een spiksplinternieuwe De Dion Bouton aan, model Vis-à-Vis met een motorvermogen van 4,5 pk. Het toegekende rijksnummer is ook voor deze auto 237. Een onverwoestbaar exemplaar, zijn zoon Theo rijdt er dertig jaar later nog mee rond. Vermoedelijk uit promotionele overwegingen: een dergelijke oldtimer zal ook toen zeker de aandacht hebben getrokken. De auto draagt dan het provinciale kenteken N-84. Er is een filmfragment waarin deze Dion Bouton rijdend te zien, aan het stuur zoon Theo en diens vrouw. Voor de gelegenheid hebben zij zich uitgedost in kleren van rond 1900.
De auto van Bernard bestaat overigens nog steeds: in 2013 werd het inmiddels geheel gerestaureerde exemplaar in Parijs geveild, geschatte opbrengst 125.000 Euro.
Voor een autohandelaar was het natuurlijk lastig om voor elke nieuw geïmporteerde auto een apart kenteken aan te vragen, vandaar dat Bernard in 1902 een algemene vergunning aanvraagt. Hij maakt immers proeftochten 'over soms groote afstanden om de goede eigenschappen te tonen' aan klanten, waarbij hij 'alsdan de rijkswegen niet kan vermijden'. Vanaf dat moment zal hij dus meerdere auto’s in voorraad hebben gehad, allemaal met rijksnummer 237. Dat kenteken wordt in 1906 wordt ingeruild voor het provinciale nummerbord N-84.
Carel Frederik Cordes (Steenwijk 1851-Den Bosch 1927) had sinds 1882 een fotostudio in Den Bosch. Daarnaast maakte hij naam als kunstschilder. Zijn zoon Johannes (Bolsward 1878) woonde naast hem en was handelaar in rijwielen onder de firmanaam Joh. Cordes & Co.
Vader en zoon vragen in 1902 een vergunning aan om met hun auto op rijkswegen te mogen rijden. Ze zijn dan in het bezit van een derdehands Vincke uit 1898, een autootje (2,20 x 1,37) van Belgische makelij dat niet liep op benzine, maar op petroleum. Zoonlief had het voertuig op de kop getikt bij collega-fietsenhandelaar Emmelot in Utrecht, die het op zijn beurt weer had gekocht van de bankwerker/koperslager/rijwielverhuurder Goetgeluk in Delft die maar liefst drie van deze wagentjes op voorraad had. Het karretje krijgt rijksnummer 565.
Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, staan er opeens maar liefst drie nummerborden op naam van vader en zoon: Carel Frederik voert de nummers N-298 en N-299, zoon Johannes die inmiddels naar Breda is verhuisd krijgt nummer N-438.
Kennelijk hadden ze voor die tijd ook al meer auto’s waarvan er dus maar voor één een rijkskenteken was aangevraagd. Wat vader Carel Frederik met twee auto’s moest, is niet duidelijk. Wellicht gebruikte hij ze voor zijn fotowerk; portretfoto’s in of tegen de achtergrond van een auto waren toen erg populair.
Johannes Petrus van der Bruggen (Den Bosch 1878-1955) was de zoon van een architect en studeerde aanvankelijk bouwkunde. Door zijn liefhebberij voor de wielersport begon hij een rijwielzaak. Dat lijkt een wat merkwaardige wending voor iemand van zijn statuur, maar tot zijn clientèle behoorden de meer aanzienlijken in Den Bosch, zoals Van Rijckevorsel en Van Zinnicq Bergman. In die beginperiode was fietsen nog een elitaire vrijetijdsbeoefening.
Vanaf 1902 noemt Van der Bruggen zich ook autohandelaar. Kennelijk met veel succes, want in 1909 koopt hij een groot pand aan de Havensingel en vestigt daar zijn ‘Automobielgarage J.P. van der Bruggen’. Tot de klantenkring behoorden burgemeesters, leden van de rechtbank en andere notabelen aan wie Spijkers, Daimlers en Rolls Royces werden verkocht (zie de Bossche Encyclopedie).
In maart 1902 koopt Van der Bruggen bij zijn collega-autohandelaar Ankel in Arnhem een 5 pk. Vincke met Benz-motor. Ankel is op dat moment de officiële importeur van dat eerste Belgische automerk. De auto krijgt het rijksnummer 588.
Waarschijnlijk was de auto niet bedoeld voor eigen gebruik, maar bestemd voor de verkoop: Van der Bruggen vraagt namelijk een algemene vergunning aan. Hij krijgt nummer 588 toegewezen dat hij voor meerdere auto’s mag gebruiken; zijn autobedrijf gaat van start. In 1906 wordt het rijksnummer 588 ingewisseld voor het provinciale kenteken N-81.
Over de achtergronden van Leonardus Johannes van Stokkum (Den Bosch 1873-?) is niet veel bekend. Hij had een fietsenzaak in het centrum van Den Bosch die hij in advertenties aanprees als ‘de goedkope Rijwielhandel’, mogelijk als tegenhanger van de veel chiquere winkel van stadsgenoot Van der Bruggen. In 1905 begint hij met de verkoop van automobielen. Getuige een bewaard gebleven reclamebord verhuurde hij die auto’s ook.
In augustus 1905 schaft Van Stokkum een auto aan van onbekend merk, die het rijksnummer 1896 krijgt. Gezien de afmetingen (2,38 x 1,30) is het een kleine wagen. Dat wordt bevestigd door de foto, waar het rijkskenteken 1896 goed zichtbaar is. De man met pet rechts van de auto is Van Stokkum.
In 1906 krijgt Van Stokkum het provinciale kenteken N-75 waarmee hij nog jaren rond zou rijden.
![]() |
Over P. van Rooij is weinig bekend. Volgens het adresboek van Den Bosch uit 1897 woont hij dan in de Hinthamerstraat en is werkzaam als horlogemaker en als handelaar in vélocipèdes. In de daarop volgende jaren richt hij zich volledig op de rijwielhandel, vanaf 1906 echter combineert hij die negotie met de verkoop van automobielen. In 1910 is hij nog steeds actief, in 1914 is hij verdwenen uit de adresboeken.
Midden 1901 koopt De Rooij van de Leidse autohandelaar Dee een 4 pk Georges-Richard. Oorspronkelijk een tweezitter, maar achterop de auto is een derde zitplaats aangebracht. De auto krijgt het rijksnummer 465 en in 1906 krijgt deze auto het provinciale nummer N-346. De auto zal er ongeveer zo hebben uitgezien, zij het dat de foto van een auto is met een ander nummer.