
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Kroatische troepen, gehard in de strijd tegen de op de Balkan oprukkende Turken, vochten begin zeventiende eeuw in Duitsland mee in het katholieke kamp in wat later de Dertigjarige Oorlog is gaan heten. Met genadeloze plunderingen, brandschattingen, verkrachtingen en moordpartijen bouwden zij daar een angstaanjagende reputatie op. Een reputatie die ook tot de Nederlanden was doorgedrongen, getuige deze dichtregels van Vondel uit 1627:
De krabbende Krabat, voor duyvel uytgepickt, Deze gevreesde Kroatische troepen trokken in 1634 onder leiding van de Italiaanse legeraanvoerder Ottavio Piccolomini (1599-1656) naar het gebied tussen Rijn en Maas om daar de Spaanse troepen bij te staan in hun strijd tegen de Republiek. Op papier leek de verzorging van het krijgsvolk goed geregeld, maar de praktijk wees – zoals zo vaak – anders uit. Het resultaat? De soldaten namen het heft in eigen hand en gingen in hun levensonderhoud voorzien door de wijde omgeving te plunderen. |
![]() (bron: Wikimedia Commons) |
Voor de inwoners van het gebied tussen Rijn en Maas en van het Land van Cuijk was dat slecht nieuws: met name in 1635 en 1636 leefden zij onder de constante dreiging van soldatengeweld. Zo ondervonden bijvoorbeeld de inwoners van Kevelaer op 1 augustus 1635. Bij het naderen van een troep Kroaten hadden zij zich teruggetrokken in een versterkte schans in de hoop daar veilig te zijn. Maar de Kroaten lieten zich niet afschrikken door zo’n bouwwerk, bestormden en veroverden de schans en doodden zo’n honderd dorpelingen.
Kort daarop komen we een bende Kroaten tegen aan de andere kant van de Maas. Boxmeer kreeg 17 Kroatische compagnieën op bezoek ‘die alles aldaar hebben opgegeten’. In Cuijk werd de rosmolen vernield, in Mill ging de pastorie in vlammen op en Volkel was op 25 oktober 1635 aan de beurt. Het trieste resultaat van deze overval: 22 inwoners gedood, een aantal inwoners gevankelijk afgevoerd, de kapel verbrand. In Uden hadden de plunderaars minder succes: onder leiding van Joachim die Wilde wisten de Udenaren ‘den kerckhoff noch in te houden’. Maar dat was een uitzondering: de plattelandsbevolking bleek slechts zelden opgewassen tegen het gewelddadige soldatenvolk.
![]() Plundering van een dorp (Jacques Callot, Les Grandes Misères de la guerre - La maraude, 1633) |
In het jaar 1636 ging het geweld onverminderd door. De bronnen zijn fragmentarisch, maar bieden toch een onthutsend beeld van wreedheden en rechteloosheid. Arcen, Blitterswijck, Broekhuizenvorst, Echt, Gaesdonck, Grubbenvorst, Klein Linden, Montfort, Mook, Oeffelt, Swolgen, al deze plaatsen kregen in 1636 ongewenst bezoek van de Kroaten.
Na 1636 lijkt het geweld te zijn geluwd en in oktober 1639 verlieten de Kroaten tenslotte het gebied tussen Rijn en Maas, ongetwijfeld tot opluchting van de inheemse bevolking. Dit vertrek betekende overigens zeker niet dat het platteland nu bevrijd was van de oorlogsgesel, zoals bijvoorbeeld de inwoners van Gemert in 1643 aan den lijve ondervonden.