
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In 1935 was het de chef-generale staf Reijnders wel duidelijk: Hitler ging Nederland binnenvallen. Met luchtlandingstroepen. Hij gaf dat het kabinet-Colijn te kennen. Reijnders adviseerde de stellingen in de Peel zwaar te versterken met vérdragende artillerie en dichte concentraties bunkers. Want hier zou Hitler proberen dóór te breken. Daarom moet ook hier het Nederlandse Veldleger massaal slag aannemen samen met de Fransen.
Reijnders meende dat de Nederlandse strategie intergeallieerd zou moeten zijn: de Grebbelinie zou via het land van Maas en Waal lineair moeten aansluiten op de Peel-Raamstelling, die tot Budel zou moeten worden doorgetrokken in overleg met de Belgische generale staf tot op het Albertkanaal. Daarachter zou het Belgische veldleger en masse moeten standhouden via fortificaties verbonden over Namen met het westeinde van de Maginotlinie in Frankrijk.
Het verbindingscentrum met die linie zou moeten liggen rondom Charleville-Mèzière (F.), dat zou daarom sterk versterkt moeten worden. De hoofdmacht van het Nederlandse veldleger zou deswege moeten worden geconcentreerd langs de Peel-Raam-Budel-Stelling: dáár westelijk achter zouden dan ook de modernere zware artillleriestukken van 10. die van motortractie waren voorzien opgesteld moeten worden. In het voorveld zouden dan de lichtere verrijdbare stukken gesteld moeten worden in batterijen en niet vóór een of andere stoplijn achter de Grebbelinie. Reijnders ging dit uitvoeren in 1939 na de mobilisatie.
In de Peel-Raamstelling konden dan inderdaad loopgravensystemen worden aangelegd met gebetonneerde onderstanden en stafkwartieren. Daar zou dat veldleger slag moeten aannemen met het oogmerk de Duitse stormaanval te vertragen. Wanneer men deed, wat minister van Defensie Dijxhoorn al vaker had voorgesteld – terugtrekken binnen de Vesting Holland om daar concentratiestellingen te bemannen – zette men gewoon de voordeur open voor de Duitsers om de Peel-Raamstelling via het Land van Maas en Waal te omtrekken.
De Peelstelling had het voordeel dat daarvoor het immense ondoordringbare moerasgebied lag van de Peel zelf. Daarachter zou men dan, zuidwaarts dwars op de Zuid-Willemsvaart naar Weert de linieën moeten uitbouwen tot aan Budel. De Peel was in ieder geval niet doordringbaar voor de Duitse Panzerspitzen.
Wel was er alle aanleiding om te veronderstellen dat de Duitsers de hooggelegen Nederlandse linies zouden aanvallen vanuit de lucht. Daarom moest het zware luchtafweergeschut uit de Randstad naar die heidevelden worden verplaatst. De Peeldivisies zouden dus in bondgenootschappelijk verband de zwaarste klap moeten opvangen. Daarheen dus alle modern materieel dat nog bemachtigd zou kunnen worden na augustus 1939. Geallieerde luchtsteun was op deze hoogte voorlopig niet te verwachten.
Zoals men weet stieten de Duitsers in mei 1940 op een chaotisch systeem van inderhaast opgeworpen loopgraven met westelijk enkele zwaar verouderde vuurmonden vestingartillerie 8.staal. Dat geschut kon krap één keer per minuut effectief vuur uitbrengen. Het stond hoog op enorme wielen zonder gepantserde dekkingsschilden waarachter het bedieningspersoneel bij het vuren zou kunnen wegschuilen.
Je kon in het open veld precies zien, wanneer de vuurmond klaar was om te vuren. Was er gevuurd, dan verried een grote wolk kruitdamp waar het stuk stond. De vlammen trokken tegenvuur aan. Het stuk steigerde eerst vóórwaarts. Want het was niet voorzien van een remmechanisme in de loop. Dan schokte het heftig, bijna met bokkensprongen, meters en meters achterwaarts.
Zat het mee, dan kwam het affuit hortend tot stilstand tegen een inderhaast gegraven steile remheuvel. Dan moest de vuurmond moeizaam met handkracht terug in de stelling geduwd worden. Daar moest het onderstel ook weer met handkracht geadjusteerd worden. De tromp werd met een grote borstel gereinigd. De granaat met verenigde krachten getild ter hoogte van de laadgrendel, de granaatruimte ontzekerd, het projectiel geplaatst met de vuurkardoes. Klep dreunend dicht. Melden dat men vuurklaar was. Aftrekken op het commando vuur. Zonder communicaties per telefoon met elkaar of met de batterijcommandant. Dus geen vuurleiding. De divisiechef, een kolonel, was onvindbaar. Die bleek later al ter hoogte van Tilburg te zitten. Beducht voor zijn hachje. De bemanning van het kanon was aan haar lot overgelaten in die Peel.
Allemaal in open veld. Tegenover snelvuur-artillerie met 22.cm vuurmonden, vier per batterij. Bij die onbeschermde bediening vielen aan Nederlandse zijde nog de meeste doden en zwaar gewonden. Maar men blééf dapper doorvuren, terugduwen, herladen, temperen en aftrekken. Zonder te weten wat men aanrichtte of kon uitrichten. Toch was in maart 1940 nog aan Parijs bericht dat het modernste materieel zou worden ingezet. Een belofte aan de opperbevelhebber Gustave Gamelin persoonlijk. Hoe kon dat?