skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Stef Uijens
Stef Uijens RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Stef Uijens
Stef Uijens RA Tilburg

De Peel-Raamstelling in 1940 (3): De fortificering van de Peel-Raamstelling

Op BHIC komen veel foto’s voor betreffende inspecties in 1938-1939 door hoge Nederlandse militairen in het Peelland. Meestal is Koningin Wilhelmina er bij. Het gaat om de opstellingen westelijk van de Zuid-Willemsvaart. Eigenlijk een onbeduidende linie. Wat kwamen die zwaar besterde officieren toch steeds doen? Daarover dit verhaal van Gerard Strijards in drie delen. Per dagdeel van de bij voorbaat verloren strijd één.

Generaal Reijnders ging na het overleg als een krankzinnige het modernste materieel concentreren westelijk van de Peel-Raamstelling, naar aanleiding van de verkennende afspraken. Hij gaf door aan de militaire attaché te Parijs, dat hij het hele pantserafweerfront dat opgebouwd was in De Vesting Holland weg ging halen, met het luchtdoelgeschut. Allemaal naar de Peel. Dat wilde de regering niet. Maar ze lichtte Reijnders niet in.

De inspecties van Reijnders waren een charade

Reijnders zette nu het modernste in, wat hij had, om de stelling oostelijk van de Peel zwaar te versterken. Hij ontblootte eigenlijk Grebbeberg en het oostelijk afweer front in de Vesting Holland – de stoplijn – van alle recentst ingekocht materieel. Daarbij vooral acht gevend aan het lange-afstandsgeschut 10. Mét zoeklichtinstallaties en vuurleiding. Dat betekende dat het regeringscentrum bloot kwam te liggen. Maar om een elastische gesloten linie te krijgen met de Belgen, die zouden concentreren onder Budel was dat het Reijnders waard. Hij verwachtte dat de ex-minister van defensie, J.J. van Dijck, een oud-beroepsmilitair, gevoelig zou zijn voor zijn calculaties. Van Dijck had bij het kabinet nog steeds groot gezag. Hij zou het fixen. Reijnders ging daarvan uit bij de inspecties. Terwijl Den Haag beter wist.

Defile voor de commandant van het veldleger luitenant generaal J.J.G. baron van Voorst tot Voorst tijdens de moblisatie, 1939. Lange afstandsgeschut 10.veld mét trado en bemanning, het modernste geschut van die dracht aan het westelijk front. Van Voorst liet ze naar de Vesting Holland verplaatsen (foto: Wilem Keeris. Bron: BHIC, fotonummer 1698-000276)
Defile voor de commandant van het veldleger luitenant generaal J.J.G. baron van Voorst tot Voorst tijdens de moblisatie, oktober 1939. Lange afstandsgeschut 10.veld mét trado en bemanning, het modernste geschut van die dracht aan het westelijk front. Van Voorst liet ze naar de Vesting Holland verplaatsen (foto: Wilem Keeris. Bron: BHIC, fotonummer 1698-000276)

Hij verwachtte voorts de Duitsers aan de Peel-Raamlinie minstens twee weken kunnen te kunnen binden, mits het “gat” tussen het Belgisch leger en het Nederlandse gevuld was. Wel moesten er dan meer lange afstands-vuurmonden bij komen. Terugvallen op de Hollandse Waterlinie om het regeringscentrum te dekken, achtte hij niet alleen een egoïstische politiek, maar ook militair onhoudbaar. Het luchtwapen had zich zo ontwikkeld dat die linie niet langer een nauwelijks te nemen horde was, ook niet, als voldoende inundaties aan het voorveld zouden kunnen worden gesteld. Hij voorzag incidentele luchtlandingen, binnen die linie. Hoe en waar, dat was niet te voorspellen.

Reijnders voorzag de overvalling van Den Haag op de eerste oorlogsdag

Maar het regeringscentrum zou er niet van gevrijwaard worden. Ik vermeld dit, omdat ná 1945 de Nederlandse krijgsgeschiedenis omtrent de meidagen van 5 tot 14 mei in 1940 vooral bestaat in een referte aan de onvoorzienbaarheid van de planning van de Duitse operaties. Reynders voorzag wel degelijk dat de Duitsers dat luchtwapen doeltreffend zouden inzetten binnen de Vesting Holland. In 1940 zou hij dat nog specificeren. En daarbij de inzet van parachutisten noemen. Hij gaf nauwkeurig bericht aan Parijs en Brussel.

Een belangrijke Belgische generaal kwam kijken. Deze Van Overstraeten was bekend met de actuele staat van de Peel-raamstelling vanaf januari 1940. Hij kende ook de verslagen die Reijnders indirect via Van Voorst had doen geven over de versterking middels middelzware artillerie westelijk van het barrièregebied van de Zuid-Willemsvaart. Hij vond dat Reijnders in dit opzicht voos bedrog pleegde. Er waren in die sector inderdaad nieuwe vuurmonden gepositioneerd. Maar dat waren die kanonnen die uit het legermuseum te Delft herwaarts waren getransporteerd.

Deze stukken zouden de Peeldivisie vuursteun geven. Het bleken zwaar verouderde vuurmonden te zijn van twaalf kanonnen 8. Staal die zestig jaar oud waren. Reijnders had niet opgegeven dat de negen afdelingen artillerie die al bij het derde legerkorps en de lichte divisie waren ingedeeld zouden worden teruggetrokken uit de Peelstelling begin april/mei.

De Commandant Veldleger lichtte zijn opperbevelhebber niet in.

Vermoedelijk niet, omdat Reijnders dat in januari ook helemaal niet van plan was. Van Voorst kende dat plan wel. Hij vond het juist. Hij had het al eens op het Algemeen Hoofdkwartier aangekaart. Vermoedelijk zonder dat Reijnders daar van af wist. Van Voorst, de Commandant Veldleger, lichtte de Koningin in. Die wilde dat Den Haag zwaar verdedigd zou worden. De regering moest tijd hebben om weg te komen naar Engeland. Dat vonden bijna alle opperofficeren in Den Haag óók. Reijnders werd nu ineens wegens een onbenulligheid ontslagen.

Een wijziging van de opstellingen zonder dat Reijnders was ingelicht

Reijnders’ opvolger, generaal Winkelman, die zondermeer bereid was die strategische plannen uit te voeren, was wel degelijk van plan om die modernere stukken al in april weg te halen bij de Peel-Raamstelling als het personeel dat de oudere kanonnen zou bedienen volledig was ingewerkt. Hij had die stukken nodig in zijn Vesting Holland, waar hij het wel maanden dacht te kunnen uithouden in afwachting van geallieerde bijstand. Winkelman zette nu dat verouderde vestinggeschut in de plaats van de 10. Veldstukken en haalde alle flankerende voorzieningen weg. Maar Parijs werd niet ingelicht.

Legermusea en verouderde voorraden werden nu aangesproken. De Belgen wisten van niets. Deze oude vuurmonden konden pas begin mei ingezet worden door voldoende geoefend personeel, dat getraind was op dat steigeren, terugrijden en opnieuw op zicht richten. Maar zeer korte tijd had de stelling dus de beschikking gehad over de modernere artillerie in combinatie met die oude vuurmonden, die niet eens voorzien waren van rookloos kruit.

En over die gecombineerde opstelling had Van Voorst de Belgische attaché Diepenrijckx ingelicht. Van Overstraeten had dus wel reden om zich grotelijks belazerd te weten, toen hij ervoer dat de moderne monden er niet waren. Het gelag betaalden echter de niet ingewerkte Brabantse artilleristen. Die hielden waarachtig nog uren stand met die rommel. In pure wanhoop. Ze konden niet weg.

Duitse troepen wisten op 10 mei 1940 met een pantsertrein door de Peel-Raamstelling te dringen. Op de terugweg richting het oosten lieten Nederlandse militairen hem bij Mill ontsporen (foto: Martien Hermsen (© fam. Hermsen). Bron: BHIC, fotonummer 1931-000259)
Duitse troepen wisten op 10 mei 1940 met een pantsertrein door de Peel-Raamstelling te dringen. Op de terugweg richting het oosten lieten Nederlandse militairen hem bij Mill ontsporen (foto: Martien Hermsen (© fam. Hermsen). Bron: BHIC, fotonummer 1931-000259)

De moed die wanhoop te weeg bracht

Totaal ingesloten door de Duitse artillerie, die bonkte alsof ze dol geworden was. Het laden geschiedde nog via ouderwetse kardoezen en veronderstelde een bijzonder, doch achterhaald, vakmanschap bij de laders en de stukscommandanten bij het plaatsen van lading, kardoes en granaat, ook al omdat er op zicht moest worden gevuurd.

In 1881 was het stuk 8.-lang staal nog wel een modern snelvuurkanon. Het was een achterlader, met verhoudingsgewijs tot de gangbare bronzen vuurmonden weinig omhaal bij het laden. Verhoudingsgewijs. Want voor de soldaten van 1940 waren de voor het laden vereiste handelingen juist enorm gecompliceerd geworden. De sluitstukbediende moest eerst het sluitstuk verwijderen. De lader plaatste het projectiel in de onstekingskamer. Hij plaatste dan de in een kardoes gevatte, handmatig aangedrukte, drijflading.

De sluitstukbediende plaatste het sluitstuk achter de loop. De grendels van de kamer werden met kracht dichtgeslagen. De trekker werd overgehaald. De trekker op het sluitstuk sloeg op de drijflading achter het projectiel. Daarmee werd de drijflading ontstoken. Dat wisten de Brabantse jongens allemaal niet. En ze hadden de spullen ook niet. Een jongen bleef uren lang kardoezen aanreiken terwijl zijn linkeroog uit de kas hing.

Bij Mill kijken mannen uit de streek het Nederlandse materieel na de Duitse inval, mei 1940 (foto: Martien Hermsen (© fam. Hermsen). Bron: BHIC, fotonummer 1931-000021)
Bij Mill kijken mannen uit de streek het Nederlandse materieel na de Duitse inval, mei 1940 (foto: Martien Hermsen (© fam. Hermsen). Bron: BHIC, fotonummer 1931-000021)

 Lees ook de andere delen

Reacties (1)

Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 16 april 2023 om 20:29
Mooi om hier zo duidelijk de achtergrond te lezen van deze foto’s, Gerard. Hartelijk dank voor je bijdrage!

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.