skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg

De rol van de burgerlijk armbesturen in de plaatselijke armenzorg

De burgerlijke armbesturen hebben naast kerkelijke en particuliere instellingen op het gebied van de armenzorg een belangrijke rol gespeeld in de hulpverlening in geld en goederen aan armlastige inwoners van een gemeente. In 2017 worden weer vele interessante stukken uit de archieven van de burgerlijke armbesturen openbaar.

BHIC, Fotocollectie 1901-004052. De boerderij Armhoef aan de Mijlstraat in Lennisheuvel in Boxtel, eigendom van het Burgerlijk Armbestuur, ca 1946-1950.

Voortgekomen uit de Tafels van de H. Geest

Vanaf de middeleeuwen tot begin 19e eeuw oefenden de Tafels van de H. Geest de plaatselijke armenzorg uit in de Brabantse dorpen en steden. De naam H. Geest als ‘Vader der Armen’ verraadt al dat het oorspronkelijk een katholieke parochiële instelling was. De scheiding tussen kerk en staat was nog niet zo scherp. Om de ‘kwaliteit’ van de armenzorg te handhaven, hielden de plaatselijke dorps- en© Brabants Dagblad; Eerder gepubliceerd in Een Ons Brabant op 7 maart 2008. Fragment van een houten fries uit het voormalige H. Geesthuis te ‘s-Hertogenbosch met de voorstelling van de bedeling van de armen (brooduitdeling). stadsbesturen toezicht op hun werkzaamheden en vaardigden voorschriften uit. Jaarlijks werden twee H. Geestmeesters of armmeesters benoemd door de schout op voordracht van de schepenbank. Deze beheerden het vermogen van de Armentafel, verzorgden de uitdelingen aan de armen en legden daarvan jaarlijks verantwoording af aan de schepenbanken. Menig genealoog kent wel de borg- en ontlastbrieven, afgegeven door de Tafels van de H. Geest. Er werden ook andere benamingen gebruikt, zoals Algemene of Gemene Armen, Dorpsarmen, Armentafels.

Invloed Franse tijd. Verandering organisatie armenzorg, begin 19e eeuw

Met de invoering van de nieuwe gemeentelijke organisatie naar Frans model in 1811 veranderde ook de organisatie van de burgerlijke armenzorg. In de periode 1811-1815 fungeerden in de Noord-Brabantse kantons de ‘Bureaux de Bienfaisance’ (Bureaux van Weldadigheid).

 Gemeentebestuur Boxtel 1811-1932 (toegang 1792, inv.nr. 1493) Voordracht van 10 kandidaten -vooraanstaande inwoners van het kanton Boxtel voor de benoeming tot lid van het Bureau de Bienfaisance, 1811. We zien hier ook de naam van de bekende cartograaf en architect Hendrik Verhees uit Boxtel. In deze tijd was hij ook vrederechter in Boxtel.

 

Na 1815 kwam er in elk dorp en gemeente een burgerlijk armbestuur, bestaande uit een voorzitter en twee leden, benoemd door de gemeenteraad op voordracht van burgeSerie postzegels uitgebracht na de Armenwet van 1912 in de periode 1913-1919 meester en wethouders. De gemeenteraad stelde reglementen vast en de burgerlijke armbesturen waren verplicht financiële verantwoording af te leggen aan het gemeentebestuur. De kerk was niet altijd gesteld op staatsinmenging en zagen het als hun plicht om voor hun eigen armen te zorgen. Gaandeweg is er meer staatstoezicht gekomen in de vorm van armenwetten (1854 en 1912).

Breed palet van armenzorg

De armenzorg bleef versnipperd tussen de kerkelijke instellingen van verschillende signatuur, particuliere instellingen en gemeentelijke burgerlijke armbesturen. Wilt u weten welke instellingen er in Nederland in de 19e eeuw zoal waren, kijk dan in deze databank van Huijgens ING. In het katholieke Brabant speelden ook de conferenties van de RK Vincentiusvereniging sinds midden 19e eeuw een belangrijke rol.

Armenzorg was vooral een aangelegenheid van de plaatselijke gemeenschap. Maar niet alle functies waren strikt gescheiden. Er waren ook personele verbindingen tussen de verschillende instellingen van armenzorg. Vaak was een burgemeester ook oprichter en president van een R.K. Vincentiusvereniging. En leden van het burgerlijk armbestuur waren omgekeerd soms ook werkend lid van een conferentie van Vincentius in de parochie. Hoewel kerkelijke en particuliere instellingen van armenzorg meer bewegingsvrijheid hadden, waren zij als gevolg van de armenwetten van 1854 en 1912 als ‘instellingen van weldadigheid’ wel verplicht jaarlijks opgaven aan het gemeentebestuur te verstrekken over het aantal ondersteunden en de inkomsten en uitgaven. Bij een sterke Vincentiusvereniging hoefde ook de gemeentekas minder te worden aangesproken voor steunverlening..

Burgerlijk armbestuur in geval van ‘volstrekte onvermijdelijkheid’

De leden van een burgerlijk armbestuur beslisten over de hulpverlening aan armlastige inwoners, die niet tot een kerkelijke gezindte horen en in geval van ‘volstrekte onvermijdelijkheid’ in aanmerking kwamen voor bedeling door de gemeentelijke overheid. De uitdelingen, meestal in geld, werden bekostigd uit het eigen vermogen. Was dat niet toereikend, dan werden zij gesubsidieerd door de gemeente. Dat vermogen was in feite overgenomen van de oude Tafels van de H. Geest en bestond uit onroerend goed en renten. In het verleden was dat vermogen opgebouwd uit schenkingen en nalatenschappen, omdat het geven aan armen goed was voor je zielenheil. In de negentiende eeuw werd dat veel minder belangrijk. De archieven van burgerlijke armbesturen bevatten de notulen van de bestuursvergaderingen, correspondentie, de boekhouding, begrotingen en rekeningen en beheer van het vermogen. En natuurlijk ook stukken over uitgaven en uitdelingen ten behoeve van armlastigen. Een prachtige bron voor sociaaleconomische geschiedenis, maar ook interessant voor genealogen om te onderzoeken aan welke kant de voorouders van de armoedegrens zaten.

Voorbeelden van openbare stukken in 2017

In 2017 wordt er weer een aantal stukken uit de archieven van de burgerlijk armbesturen bij BHIC openbaar. Hier een paar voorbeelden.

Overlijdensakte van Geert van Kessel, overleden op 16 januari 1941Begrafeniskosten voor Geert van Kessel

 

 

 

 Bekostiging door het Armbestuur van Lith van de verpleeg- en begraafkosten van Geert van Kessel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Invoering Algemene Bijstandswet in 1965In 1965 werden de kosten van bijstand voortaan gefinancierd door het rijk, niet meer uit inkomsten bij het burgerlijk armbestuur, zoals hier. Afrekening door de notaris van de verpachting van landerijen voor het Burgerlijk Armbestuur van Lith in 1941. Ook interessant voor veldnamenonderzoek.

In de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw kreeg een aantal gemeentebesturen het gevoel dat men te weinig greep had op de gemeentelijke armenzorg. Daar werden de burgerlijke armbesturen omgezet in een gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Deze diensten waren de voorlopers van de gemeentelijke sociale diensten.

Door de toename van het welvaartspeil na de Tweede Wereldoorlog en de groei van de verzorgingsstaat met een stelsel van wet- en regelgeving op het gebied van sociale zekerheid (o.a. AOW in 1957, Algemene Weduwen en Wezenwet in 1959, Kinderbijslagwet in 1963), verloren de burgerlijk armbesturen, kerkelijke en particuliere instellingen hun belangrijkste betekenis voor de armoedebestrijding. De cruciale verandering in dit proces was de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965, een rijksregeling die uitgevoerd werd door de gemeenten. Van meer of minder geregelde liefdadigheid werd financiële bijstand een recht van de burger. Hiermee kwam een eind aan de taken van de gemeentelijke burgerlijke armbesturen.

Dit wil niet zeggen dat er een eind kwam aan kerkelijke en particuliere instellingen van armenzorg. Sommige instellingen (bijv. Vincentius) zetten zich na een slapend bestaan weer in voor de ‘nieuwe armen’ van onze maatschappij.

                                                                                       In 1965 werden de kosten van bijstand voortaan gefinancierd  door het rijk, niet meer uit inkomsten bij het burgerlijk armbestuur, zoals hier...

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.