
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De eigenaren van de landgoederen met een omgrachte woning waren in veel gevallen leenmannen van de hertogen van Brabant. Zij behoorden tot de lagere adel en vervulden onder meer bestuurlijke functies. Als bewoners zijn ook kanunniken van het kapittel van Rode bekend.
In de 16e en 17e eeuw werd Rode verschillende malen geplunderd en in brand gestoken, waarbij ook diverse slotjes het moesten ontgelden. Een aantal slotjes is daarna niet meer opgebouwd, terwijl als gevolg van verarming grote investeringen in bestaande gebouwen uitbleven, waardoor het verval kon intreden. Op enkele locaties zijn in de loop der tijd nieuwe herenhuizen gebouwd, terwijl elders boerderijen verschenen.
De negentien leengoederen die als kernen van de slotjes golden, lagen verdeeld over de Oude Vrijheid en daarbuiten. De leengoederen waren:
1. Wolfswinkel
2. Ter Loo
3. Den Bolc
4. Rode (Burcht)
5. Stroetbolle of Vreeburg
6. d'Aude Stroetbolle
7. Ten Hout
8. Ten Scoer
9. Ten Bogarde of Pas Bogaert
10. Ten Vernhout
11. Ten Nuwenhuyse
12. In den Bossche
13. In Gheenen Bossche
14. Ten Hulst
15. Rijsingen
16. Ten Noele
17. Coeveringe
18. Ten Velde
19. Jekschot
Een korte beschrijving van alle bijbehorende slotjes (bekijk de kaart met de verschillende locaties):
De oudst bekende vermelding van dit leengoed dateert uit 1348. In dat jaar kwam het goed in handen van Henrick en Rutgheer van Erpe na het overlijden van hun vader Lucas van Erpe. Het geheel bestond toen uit een huis en hof met akkers en weilanden. Van het huis zijn nog onderaardse gewelven en fundamenten teruggevonden. Binnen de vroegere gracht staat tegenwoordig boerderij de Pannenhoef.
De naam 'Emmaus' dateert uit de 16e eeuw. Voor die tijd stond het kasteeltje bekend als 'het Hoghe Huijs' van het oude landgoed Ten Vehuse of Veedenhuijsen, eens een van de belangrijkste leengoederen in de Oude Vrijheid.
Het behoorde ooit toe aan de familie Entenfus (of Endevoets). In 1766 brak pastoor Jacobus Aarts het vervallen ding af en bouwde een 'fraai herenhuijs' als pastorie. In 1932 werd dit gebouw vervangen door het huis dat hier tegenwoordig nog staat.
Een der hoeven van leengoed Ten Hulst werd in de 15e eeuw geschonken aan fraters en staat sindsdien bekend als de fratershoeve. De nu nog bestaande Fratershoeve dateert uit 1912.
Op de grens van Sint-Oedenrode en Veghel was het goed Jekschot gelegen. Jekschot was een tamelijk onafhankelijk gebied, dat bijvoorbeeld een eigen rechtbank had. Andere leengoederen vielen namelijk onder Rode. Er heeft een slotje gestaan dat in de 16e eeuw werd verwoest en nooit meer is herbouwd. Waar het precies heeft gestaan is dan ook niet bekend.
Huis 'de Colc' bestond al in de 14e eeuw. Het lag aan de Dommel, bij de watermolen. Waarschijnlijk heeft het oorspronkelijke slotje een gracht gehad. Dat kon plunderingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog niet voorkomen, en zelfs dertig jaar na de vrede, in 1680, was het nog steeds een 'afgebrande hofstede'.
Het huis werd uiteindelijk wel herbouwd, want rond 1800 wordt het een ‘welgelegen en fraaie Herenhuizing of Buitenplaats' genoemd met een 'schoon uitzicht over het vlakke weiland dat dit goed omringt.'
De Laar was een heerlijkheid die in 1360 in bezit was van Lucas van Erp. Op het landgoed stond een slotje of kasteel en een eveneens omgrachte hoeve. Tegen de parochiekerk stond het Laars Choorken, een kapel die toebehoorde aan de heren van het slot De Laar. Die werden daar ook begraven. In 1607 omschreef de geschiedschrijver Gramaye het hoofdgebouw nog als een zeer sterk slot, maar tegen het einde van diezelfde zeventiende eeuw was het in verval geraakt. In 1698 werd de hoeve opnieuw opgebouwd. Deze bestaat nu nog. Op de vroegere locatie van het slotje staat momenteel een moderne boerderij.
Lochtenburg (of Huis Ter Wey) wordt in 1445 Ten Veedenhusen genoemd. Het lag tegenover Henkenshage. In 1617 werd het compleet verbouwd door Jonker Govaert de Jegher. In de 18e eeuw was het echter weer erg vervallen. In 1779 is er nog een kostschooltje in gevestigd, maar in 1804 werd het verkocht en afgebroken. De boerderij en het koetshuis overleefden die sloop nog tot na 1830, maar zijn uiteindelijk ook geheel verdwenen.
In de 11e en 12e eeuw hadden de heren van Rode in het centrum van Sint-Oedenrode een burcht. Deze bestond uit een door één of meer grachten omgeven terrein met daarop een Romaanse tufstenen kerk, de Sint-Odakerk, en een aantal houten gebouwen en schuren. Mogelijk was er een verdedigbare plaats op de heuvel, waarvan de Odaberg het laatste restant zou kunnen zijn.
Op het vrijheidszegel staat een toren afgebeeld op een heuvel. In oudere literatuur wordt er van uitgegaan dat dit een afbeelding is van de burcht. Deze afbeelding is gekozen als gemeentewapen. Ook in de vorm van de Heuvel en de Hertog Hendrikstraat is het vroegere burchtterrein tegenwoordig nog herkenbaar. In de loop van de 12e eeuw raakte het burchtterrein buiten gebruik.
Het oude burchtterrein van de heren van Rode kwam in 1232 in handen van Hertog Hendrik I. Omstreeks 1300 werden de oude grachten rond het burchtterrein vervangen door een nieuwe 16 meter brede gracht. Binnen deze gracht stond naast de Sint-Odakerk een huis dat in de loop van de 14e eeuw ’s-Hertogenhuis genoemd wordt. Dit huis werd in 1401 door ridder Lucas van Erp verbouwd tot burcht. In 1787 werd een deel van de gracht gedempt. Grond van het leengoed werd verkocht waarna er nieuwe huizen gebouwd werden en de Kerkstraat ontstond. De laatste bovengrondse restanten van het Hertogenhuis of Hertogsjaaghuis werden in 1912 afgebroken.
Van het slotje wordt voor het eerst melding gemaakt in 1400. Het werd toen beschreven als een huis met erf en schuur, boomgaard, beemd, gracht en een brug. Het lag tussen Dommel en het water 'Die Vrede'. De naam Pas betekent een gemeenschappelijk weidegebied (dat lag tussen dit slotje en Dommelrode). Het tweede deel is een variant van het woord boomgaard. Een restant van de gracht is tegenwoordig nog aanwezig als sloot rondom de huidige boerderij. In de zeventiende eeuw was dit de woonplaats van juffrouw Anna van Hambroeck, vrouwe van Jekschot.
De vroegst bekende eigenaar van het leengoed Rijsingen is Henricus van Rijsingen die rond 1315 schepen van Rode was. Al in de 14e eeuw was het oorspronkelijke goed verdeeld in Klein Rijsingen en Groot Rijsingen. In 1437 bestond Groot Rijsingen uit een huis, hof, een hoeve en verschillende stukken land. Klein Rijsingen wordt in 1611 omschreven als een omwaterd slotje met een ophaalbrug, een hoeve en flink wat weiland. Van het slotje werden in 1975 de fundamenten aangetroffen.
Ten Hout bestond al in de veertiende eeuw. In de vijftiende eeuw was het een slot met bijgebouwen. Het huis Ten Hout werd in de zestiende eeuw gesplitst en een deel kwam in handen van de schout van Peelland. Tussen 1758 en 1832 verviel het slotje en tenslotte werd het afgebroken. Waar het precies heeft gelegen is niet bekend, maar in elk geval was dat ergens aan de Houtsestraat.
Het leengoed Ten Hulst wordt al in de veertiende eeuw genoemd. Het slotje was een omwaterd huis, dat in 1300 heeft toebehoord aan Ridder Geerlinc de Rover.
Er waren twee hoeven en een Hooghuijs of slotje. In 1807 werd het verkocht aan Pieter Johan Bangeman die het huis grondig verbouwd heeft. Het werd toen een herenhuis, dat nog steeds bestaat en ook nog steeds is omgeven door de oorspronkelijke gracht.
De vondst van een gracht en enkele stenen fundamenten duidt erop dat ook hier ooit een versterkte hoeve of slotje heeft gelegen, tegenover Den Bolck aan de overzijde van de Dommel. In de archieven is hierover echter geen verdere informatie gevonden.
Het leengoed Ter Loo ontstond in 1386. Het slotje was in feite een versterkte boerderij met een gracht er omheen. Het was in de 15e eeuw de woning van de schout. In de 16e eeuw werd het geheel verwoest, in de 18e eeuw werden op de fundamenten twee nieuwe hoeven gebouwd. De slotgracht heeft zeker nog tot 1832 gedeeltelijk bestaan. Tegenwoordig staat op deze locatie de 19e-eeuwse Antoniahoeve.
De Vreeburg of de Vort of de Voort was een adellijk slot dat richting Liempde lag, op het leengoed In Den Bossche. Het stond vroeger ook wel bekend als het Stadhoudersslotje of het slot 'In den Bosch.' Het werd in de zeventiende eeuw bewoond door de schout van Gemert. Van de gracht rond het slotje resteren tegenwoordig vermoedelijk nog enkele deuken in de grond en misschien enkele sloten.
![]() |
![]() |
Het landgoed Wolfswinkel bestond in de 14e eeuw uit een slotje, een watermolen en twee boerderijen. In de 15e eeuw was het onder meer in bezit van de familie Van Dijnter. Emont van Dijnter was deken van het Rooise kapittel. In 1604 werd de watermolen losgemaakt van het goed en verkocht, kort daarna viel het goed verder uiteen in de Grote en de Kleine Hoeve. Op de plek van het vroegere slotje stond tot 2010 de boerderij 'de Waterhoef'.