
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De molen wordt voor het eerst in archieven genoemd in 1340. Ook is er een vermelding uit 1442, waarin de molen expliciet als korenmolen wordt vermeld in een akte waarbij de prior van het klooster Ten Hage de visserij pacht op de Dommel tussen deze molen en die in Son.
De molen was eigendom van de Heren van Eindhoven die er hun banrecht aan verbonden. De omwonende boeren waren verplicht hun graan op deze molen te laten malen. Vanaf de zestiende eeuw waren de Oranjes heer van Eindhoven. Vandaar dat de Stratumse molen ook wel Prinsenmolen wordt genoemd.
Willem van Oranje werd in 1559 via zijn vrouw, Anna van Egmond, heer van Stratum en zo eigenaar van de molen. Daarvoor behoorde de molen aan Frederik van Egmond, en in de vijftiende eeuw tot de heren van Cranendonck.
Vanaf 1771 is er ook sprake van een volmolen, naast de korenmolen. De molen had drie waterraderen, twee voor de graanmolen en een voor de volmolen.
In 1812 kocht textielfabrikant Smits de molen om die voor de aandrijving van zijn spinmachines te gaan gebruiken. Op dat moment werd de molen nog gepacht door molenaar W. van der Grinten. Die pacht liep af in 1816, waarna Smits naast de molen een fabriekscomplex, Den Bouw geheten, liet neerzetten.
Het complex bestond uit twee gebouwen, een lakenfabriek en een wolspinnerij. Dit laatste gebouw stond tegen de molen aan, omdat de waterkracht werd gebruikt om acht spinmachines aan te drijven.
In 1855 liet Smits de molen voorzien van een zogenaamde Girard-turbine, een technische innovatie voor de aandrijving uit 1851. Hij was daarmee de eerste die deze Franse vinding in Nederland toepaste. In 1896 brandden de wolspinnerij en de molen af.
Pas ruim dertig jaar later, in 1928, werden de resten ervan opgeruimd en werd de watermolen gesloopt. Ook de molenkolk werd toen gedempt. Het gebouw van de lakenfabriek werd tot 1929 nog gebruikt als gemeentelijk slachthuis.
In 2002 zijn bij de aanleg van een vistrap in de Dommel restanten van paalwerk van de oude molen aangetroffen.