
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In verband met de aanleg van de Bergse Maas (1888-1904) moest de waterbeheersing in het Land van Altena worden herzien, omdat lozing van overtollige water op het Oude Maasje zonder bemaling niet meer mogelijk was.
Na allerlei opties te hebben overwogen, besloten de ingenieurs van Rijkswaterstaat, Jolles en König, tot een systeem van elektrische bemaling. Voorbeelden daarvan hadden ze in Duitsland en Zwitserland bekeken.
Het ging om de polders ter weerszijden van de Bleeke Kil en de Oostkil. Bij de uitwateringssluis van ieder poldertje was een elektrisch pompstation gepland. Dat zouden er 23 moeten worden, maar doordat de grondeigenaren in de polders Boerenverdriet en Pascalis de rijksbijdrage te laag vonden en er geen echte voordelen in zagen, werden dat er uiteindelijk 21.
Het waterverzet van deze gemalen varieerde, afhankelijk van de grootte van de polder, van 1,7 tot 91,8 m3. Er werden zes verschillende typen pompen ingezet. Het grote voordeel van elektrische bemaling was de automatische bediening: het waterpeil bracht een vlotter in de pompinstallatie in beweging.
Als het peil steeg, zette de vlotter een schakelaar om waarmee de pomp in werking werd gesteld. Daalde het peil, dan schakelde de vlotter de elektriciteit weer uit. Alleen de drie grootste typen gemaal werden op afstand door het personeel van de elektriciteitscentrale bediend.
Die elektriciteitscentrale was nodig, omdat dit deel van de provincie destijds nog geen stroom had. Daarom kwam er in 1902 een aparte stoomcentrale bij Vierbannen om de gemalen van elektriciteit te voorzien. De centrale had vier Lancashire-stoomketels, waarmee twee aggregaten werden aangedreven. De elektriciteit werd via bovengrondse leidingen naar de gemalen getransporteerd. De kolen voor de centrale konden per schip worden aangevoerd via de Gantel.
Na de bouw van de Dongecentrale bij Geertruidenberg in 1919, was de stoomcentrale bij Vierbannen overbodig. Elektromotoren vervingen de stoommachines. De schoorsteen werd in de jaren dertig afgebroken. Ook andere bijgebouwen verdwenen of kregen in de loop der jaren een andere bestemming.
In de jaren vijftig en zestig werd de waterhuishouding in het hele gebied opnieuw herzien in verband met een ruilverkaveling. De centrale werd nu helemaal buiten gebruik gesteld. De machinehal, met een mooi grenen plafond en Jugendstil-tegels, is nog in gebruik als stalling voor werktuigen van een loonverzetbedrijf. Soms wordt het gebouw nog gebruikt voor maatschappelijke activiteiten.