
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Deze twee criminelen, de 28-jarige Isaäk Brilleslijper en 33-jarige Salomon Lubig, waren op aanraden van de 19-jarige P. van de Wildenberg vanuit de hoofdstad afgereisd naar Sint-Oedenrode.
Van de Wildenberg was nog niet zo lang geleden ontslagen bij de boterfabriek maar kende de gang van zaken daar maar al te goed. Hij wist te vertellen dat vrijdags na 17 uur het werkvolk uit de fabriek was vertrokken. Dan zou de directeur Hendrikus van Kruisdijk alleen zijn om het geld te verdelen. Ze hoefden alleen maar op het raam te kloppen en dan zou de directeur opendoen.
Maar het loopt die 25ste april 1919 allemaal anders. Van de Wildenberg wijst de mannen de weg en blijft wachten. Van Kruisdijk doet de deur open voor het onverwachte bezoek en waarschijnlijk volgt er een worsteling. Daar gaat het al mis want volgens Van de Wildenberg was de directeur maar “een boertje die ze gemakkelijk konden overmannen”. Maar in plaats daarvan biedt de man hevig verzet. Tijdens deze schermutselingen haalt Brilleslijper zijn wang flink open (“de schuld van de barbier”, zegt hij later ter verdediging).
Volgens de twee Amsterdammers hebben ze de directeur overvallen en vervolgens alleen over zijn polsen gesneden. Feit is dat de directeur later die avond wordt gevonden met “aan de voorzijde van den hals een groote gapende wonde over de geheele halsstreek en ten deel zeer diep.” “Het koude en stijve lichaam van Kruisdijk” wordt dan ook aangetroffen in “een groote plas bloed”. Met daarbij een deel van het heft van een scheermes. Het mes van Brilleslijper.
Eenmaal op het spoor in Amsterdam vindt de politie kleding bij de twee mannen die - tot aan de onderbroek toe - vol bloedvlekken blijken te zitten. Het geld hebben ze zolang in bewaring gegeven bij anderen maar het net sluit zich al snel, mede dankzij het gevonden onderdeel van het mes, en een deel van een scheermesétui.
Tijdens de begrafenis is de kerk tot de nok gevuld, meldt de lokale krant. “En geen wonder, want de deelneming van de bevolking met het droevige uiteinde van den zoo braven en hooggeachten jongeling is algemeen en de woede tegen de laffe moordenaars is grenzenloos. Men heeft nu alle hoop dat zij thans hunne gerechte straf zullen ontvangen.” De rechtbank veroordeelt de Amsterdammers beide tot 15 jaar, Van de Wildenberg moet 12 jaar in de cel. Voor de criminelen is deze kwestie daarmee afgedaan terwijl voor de arme directeur van de boterfabriek het verhaal nog niet ten einde is. Door een misverstand over opsporingsmethodes verliest hij – ruim na zijn dood – ook nog zijn vingers (wordt vervolgd...).