
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Zoals Bert Meijs hieronder al aangaf: er is in ieder geval nog één, twaalf jaar oudere, vermelding van een eendenkooi, namelijk in de heerlijkheid Drunen in 1653. In het heerlijkheidsarchief (toeg.nr. 0144, inv.nr. 120) zitten stukken over de aanleg van een eendenkooi in het Swalemermoer.
Hoewel het fenomeen eendenkooi vermoedelijk al ouder is, zie je in de 16e eeuw het aantal vermeldingen van eendenkooien toenemen. In de 17e eeuw groeit het aantal eendenkooien snel, in heel Nederland. De meeste kooien ontstaan in het rivierengebied van Gelderland en Holland. In de 18e eeuw waren er meer dan 1.000 eendenkooien in het hele land, waarvan ruim 300 in Noord-Brabant.
Na 1800 nam het aantal kooien snel af. In 1813 bestonden er in Nederland nog 264 eendenkooien, in 1849 nog 252, in 1880 170 en in 1931 nog maar 145. Anno 2010 telde Nederland 118 eendenkooien, waarvan twaalf in Noord-Brabant, vooral langs de Maas tussen Den Bosch en Oss. In bijna geen van deze kooien worden nog eenden gevangen voor consumptie. De vangst is gericht op het ringen van eenden voor onderzoek en verder zijn de kooien vooral in beheer als natuurgebied.
Maar in de negentiende eeuw waren de kooien nog steeds commerciële bedrijven, al liep het economische bestaansrecht langzaam terug, gezien het dalend aantal kooien. We hebben voor Noord-Brabant cijfers uit 1840, waaruit blijkt dat er toen nog 39 eendenkooien actief waren. In 1900 waren dat er al weer tien minder. Die kooien lagen door de hele provincie verspreid, maar wel vaak bij elkaar in de buurt. Dat is ook logisch, gezien de specifieke eisen die eendenkooien aan hun omgeving stellen. Zo telde Lith maar liefst acht kooien en Woudrichem zes. 's-Hertogenbosch (inclusief Empel) en Rosmalen hadden ieder vier kooien, terwijl Aalburg, Heusden, Made, Terheijden, Vlijmen en Vught er ieder twee hadden. Ten slotte hadden ook Breda, Capelle, Megen, Woensdrecht en Zundert in de 19e eeuw ieder nog een eendenkooi.
Die specifieke omgevingseisen voor eendenkooien kun je in drie steekwoorden samenvatten: water, rust en ruimte. Je treft eendenkooien dan ook alleen aan in waterrijk polderland. Het zijn opvallende, bosachtige oases in het verder vlakke land. Wilgenbomen en hoge populieren vormen het kooibos, zodat alleen vanuit de lucht te zien is dat in dat kooibos een waterplas ligt. Dat is de kooiplas, een vijver die overvliegende eenden uitnodigt tot fourageren.
Het vangen van vogels is een vorm van jacht en in de zeventiende eeuw behoorde het recht om te jagen tot de zogenaamde heerlijke rechten, die toekwamen aan de heer van een gebied. Zodoende zien we dat plaatselijke heren vanaf de zeventiende eeuw hun recht uitoefenden door kooimannen toe te staan een eendenkooi uit te baten op het grondgebied van de heer. De heer van Breda vergunde in 1665 een kooi in de polder Halle in Princenhage. In 1670 sloot de graaf van Megen een zeer uitgebreide overeenkomst met een kooiman over de uitbating van de kooi die nu nog bekend is als de Macharense Kooi.
Uit die overeenkomst kunnen we opmaken wat de jaarlijkse opbrengst van de eendenvangst was: zowel de graaf als de kooiman konden ieder jaar op zo'n 700 eenden rekenen. In het algemeen kun je uitgaan van een minimale vangst van 1.000 tot 1.500 eenden per jaar. Maar vaak werden dat enige duizendtallen en heel af en toe was de opbrengst zelfs meer dan 10.000 eenden in een jaar. Na het afschaffen van de heerlijke rechten tijdens de Bataafs-Franse Tijd (1795-1810), kwamen veel kooien in particuliere handen. Zo verwierf de Vughtse poeliersfamilie Gostelie veel eendenkooien. Ook sloot men leveringscontracten af met particuliere kooikers.
Het bedrijf bezat in de jaren 1920 maar liefst 28 kooien, met een totale vangst van ruim 200.000 eenden in de beste jaren. Drie keer per week moesten de kooikers hun vangst naar het treinstation in Den Bosch brengen in speciale manden waar 84 eenden in pasten. Een volwassen eend bracht één gulden op en een 'halve' eend 60 cent. De eenden werden rechtstreeks naar Parijs en Londen verstuurd. In de Hallen van Parijs werden de eenden verhandeld voor twee gulden vijftig of meer. In Londen hing in die tijd een lichtreclame op het verkooppunt: "Buy Gostelie ducks, they are the best".
Na de Tweede Wereldoorlog was het echter grotendeels afgelopen met de commerciële eendenvangst. Een rendabele exploitatie bleek nauwelijks meer mogelijk als gevolg van ruilverkaveling (te weinig rustruimte rond de kooi) en een stabielere waterstand in de polder (te weinig ondiep (overstromings)water). Ook de aanscherping van de Jachtwet heeft hierbij een rol gespeeld. De toekomst van de eendenkooi ligt in natuurbeheer en toeristische recreatie.