
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Mijn grootvader vertelde: “op een dag fietste ik alleen over de Boslaan tussen het kamp en de IJzeren Man richting Vught.” Mijn moeder: “dat moet op een zondag zijn geweest. Dan ging hij wel eens fietsen - niet op zijn bakkersfiets met die enorme mand, maar op zijn gewone fiets.”
Mijn grootvader: “plots dook er een man op uit de bossen. Het was duidelijk een ontsnapte gevangene, want hij was gekleed in zo’n streepjespak. Hij stopte midden op de weg en gebaarde met beide handen in de lucht naar me om me te laten stoppen. Toen ik afstapte, vroeg hij gehaast “vlug, hoe kom ik in Helvoirt?” Ik had sterk de indruk dat hij instructies had gekregen daar mensen van het verzet te ontmoeten die hem verder zouden helpen en vertelde hem vlug met gebaren en gefluister hoe hij daar het beste kon komen door de bossen, sloten en weilanden.
Hij bedankte me, en rende weg. Ik stapte op mijn fiets en maakte dat ik zo snel mogelijk weg kwam want ik wilde niet door SS-bewakers met een paar herdershonden in achtervolging worden betrapt. Het zou duidelijk zijn dat ik die gevangene moest hebben gezien. Weg hier! Ik heb nog nooit zo hard gefietst!”
Ik schrijf hier ‘Helvoirt’, maar het kan ook ‘Cromvoirt’ zijn geweest. Cromvoirt ligt dichter bij het kamp, maar ik meen toch sterk dat opa het over Helvoirt had.
Mijn grootvader: “Ik kende iemand die wel eens op het kamp kwam om dingen af te leveren en vertelde hem later die dag over wat ik had meegemaakt. Ik vroeg me af of hij het had gehaald of dat ze hem te pakken hadden gekregen. ‘Daar kom ik wel achter’ zei mijn kennis. ‘Ik moet morgenvroeg op het kamp zijn. Als er een gevangene ontsnapt, laten ze iedereen de volgende dag expres heel lang op appel staan.’ Ik hoorde later van hem dat er de volgende ochtend inderdaad een lang appel was geweest, waarop wij concludeerden dat de ontsnapte die ik ontmoette het moet hebben gehaald.”
Mijn moeder: “die kennis was Jan Laak, een achterbuurman. Wij woonden op Geerstraat 11 [nu Jan van Galenstraat 5]. Hij woonde op een boerderij achter ons met een enorme familie - iets van tien kinderen. Hij was ook voerman en leverde met zijn paard en kar kolen af op het kamp. Dat paard had een voederzak waaruit het kon eten.
Als Jan Laak het kamp bezocht, verstopte hij altijd brood voor de gevangenen in die voederzak. Als hij dan zijn paard en kar had geparkeerd in het kamp, en naar het gebouw liep waar hij zich moest melden, fluisterde hij in het voorbijgaan naar gevangenen ‘als je honger hebt, is het je eigen schuld, je moet goed zoeken!’ Zij hadden natuurlijk vlug in de gaten dat het in die voederzak zat die aan de zijkant van het paard hing. Mochten gevangenen worden betrapt, dan kon hij op die manier de onschuld spelen en zeggen dat het niet zijn schuld was dat de gevangenen het voer van zijn paard stalen.”
Ik: “Met een tekort aan voedsel en het ‘op de bon systeem’, hoe kwam Jan Laak met zijn enorme familie aan dat extra brood? Was dat wellicht overgebleven brood uit de bakkerij van opa?” Mijn moeder: “Geen idee.”
Op 15 april 1945 werden Duitse burgers van Weimar, gekleed op hun zondags best alsof ze op een uitje gingen, door de geallieerden gedwongen het net bevrijde, nabijgelegen concentratiekamp Buchenwald te bezoeken, alwaar ze opgestapelde menselijke resten, crematoria en uitgemergelde gevangen zagen. Dit bezoek is uitgebreid op film vastgelegd en op YouTube te zien. De Duitse burgers stamelden: “Wir haben das nicht gewusst!”
Uit het relaas van mijn grootvader blijkt echter duidelijk dat het nabijgelegen Vught goed op de hoogte was van wat er op het kamp gebeurde. Die achterbuurman van opa is een voorbeeld van een lokale bewoner die regelmatig op het kamp kwam en met anderen over zijn ervaringen sprak. Dat kan bij die veel grotere en veel ergere kampen in Duitsland en Polen toch niet anders zijn geweest?