
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Pastoor Van den Heuvel schrijft in 1786 uitgebreid over het stel, Matthijs de Klijne en Anna Graat, aan zijn broer die dan in Leuven studeert.
Matthijs (een ‘goede sukkelaar’ volgens de pastoor) heeft begin 1786 een huis gekocht. “Het kooitje is klaar, het wordt tijd voor een vogeltje”, zoals de pastoor het uitdrukt. Dat vogeltje is Anna Graat uit Ledeacker, ‘een brave Christelijke en Godsvrezende dochter’. Op 28 januari wordt in Ledeacker, Sint Anthonis en Sambeek voor de eerste keer de ondertrouw van het stel afgekondigd.
Maar een paar dagen voor de tweede afkondiging maakt Peter Pauli van Wanroij, in de wandeling Pauwle Pet genoemd, bezwaar bij de deken in Sint Anthonis tegen dit voorgenomen huwelijk. Volgens hem bestonden er al geheime trouwbeloften tussen hem en Anna. Zij had immers tegen hem gezegd ‘dat zij het doen zoude’. De deken neemt het serieus en waarschuwt de pastoor van Sambeek.
Die zegt echter dat bezwaren ingediend moeten worden bij de schepenbank of de dominee (die in die tijd ook een huwelijk voor de wet mocht sluiten). Dat gebeurt niet en de afkondigingen gaan dus gewoon door. Op 12 februari 1786 treden Anna en Matthijs officieel in het huwelijk. Maar daarmee zijn ze nog niet voor de kerk getrouwd! De deken draagt de pastoor van Sambeek op nog acht dagen te wachten met de inzegening. De ouders van de bruid zet hij inmiddels onder druk om het op een akkoordje te gooien met Pauwle Pet en hem een afkoopsom te betalen. Een bedrag van 100 dukaten wordt genoemd. De ouders gaan liever een proces aan dan ook maar enkele guldens compensatie te betalen.
Dat proces gaat spelen voor de rechtbank van het bisdom Roermond. Als het pasgetrouwde stel van Ledeacker naar Oploo komt, daar onder één dak gaat wonen (maar iedere nacht slaapt de bruid bij de koster en zijn vrouw in huis) en voorbereidingen treft voor de bruiloft, gaat ook pastoor Van de Heuvel zich ermee bemoeien. Hij gaat eerst nog met de landdeken praten, maar dat leidt niet tot resultaat. Hij kondigt aan het proces in Roermond te willen versnellen.
Op 17 februari vertrekken Jan Pauli van Wanroij en de geestelijke bode van de deken naar Roermond om hun zaak te bepleiten. Op hun beurt vertrekken op 18 februari de koster van Oploo en de bruidegom ook naar Roermond, te paard en met een brief van de pastoor van Sambeek. Die schrijft dat de wereldlijke autoriteiten hem ter verantwoording gaan roepen, als hij het huwelijk niet binnen tien dagen alsnog inzegent.
In Horst komen de beide partijen elkaar tegen: zij die net te voet uit Roermond terugkomen beginnen op hun zakken te slaan en roepen dat ze goede tijding hebben en hopen gezond thuis te komen. ’s Avonds gaat het woord rond dat er wel een akkoord moet komen en dat de “Lekerse jongedochters nog wel duurder zullen worden dan voorheen”.
In Roermond doet de koster een geslaagde poging de zaken ten goede te keren. Zondag om 12 uur doet de secretaris van het bisdom hen uitgeleide met de woorden: “Zijt gerust, ik denk dat zij dingsdag wel zullen trouwen.” En zo gaat het ook: dinsdagochtend vertrekt het bruidspaar naar Sambeek om te gaan trouwen. ’s Middags rond twee uur zijn ze weer terug in Oploo en kan het feest beginnen. “Men hield vrolijk de bruiloft, alles was in vreugd, en men lachte eens flink over het feit dat de markt voor vrouwen zo plotseling was ingezakt, dat de Lekerse jonge meiden zo onverwacht in prijs waren gedaald.”
Pastoor Van den Heuvel vermeldt nog dat tijdens al dit gedoe de jonge meiden in het dorp er danig mee in hun maag zaten. “Het schijnt dat er hedendaags vele jongelingen op uit zijn om door allerhande streelingen en liefkozerijen de onbedachte [= onnadenkende, onbezonnen] jonge dogters diergelijke zogenaamde trouwbeloftes uit den hals te trekken.” De simpele oplossing, uit de herberg wegblijven, stond de dames niet aan, dus moesten ze terdege op hun woorden passen.
Daarom hadden ze onderling afgesproken om mondslotjes te laten maken en die tijdens de vrijage op hun mond te zetten om te voorkomen dat ze onder invloed van liefkozingen en strelingen een jawoord zouden geven of wat ook maar op toestemming zou kunnen lijken. Maar na deze afloop was dat idee geheel verdwenen. Er bestond geen gevaar meer dat het je wel 100 dukaten zou kunnen gaan kosten als je in een onbewaakt ogenblik zou zeggen: “ik tel wel, dat ik het doen zal, ja, als ge niet meer supt.”