
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In 1773 spanden twee joodse vrouwen een zaak aan tegen de ambtman van Grave en het Land van Cuijk. Hun echtgenoten waren zonder enige aanleiding gearresteerd en werden nu zonder vorm van proces vastgehouden. In het procesdossier bevindt zich een brief, die een macaber licht werpt op een uitbarsting van antisemitisch geweld in Grave.
"Vandaag hebben wij een brief ontvangen van uw zuster Itle. Ze schrijft daarin dat in Grave twaalf brave en onschuldige Joden gevangen zijn genomen, op grond van uiterst kwalijke beschuldigingen, die al lang bekend zijn. Ook in de omgeving van Boxmeer zijn drie Joden opgepakt, die evenmin iets met die zaak te maken hebben. En een Jood die al lange tijd gevangen zit, heeft men verleden week op de pijnbank gelegd en ongehoord zwaar gemarteld. Maar hij heeft niet bekend.
Moet u zich voorstellen: terwijl ze hem pijnigden, is hij bewusteloos geraakt. Ze dachten dat hij het niet overleefd had. Na heel lange tijd heeft men opdracht gegeven hem azijn of iets dergelijks onder de neus te houden. Om te zien of hij bij wilde komen, heeft de beul hem zo’n klap op zijn neus gegeven dat het bloed er als water uitliep.
Hij heeft door die zware pijn ook een breuk opgelopen, maar ze waren niet in staat hem tot een bekentenis te brengen. Uit wanhoop en door geestelijke zwakte heeft hij echter de volgende dag bekend. En hoewel iedereen zei dat hij gek was geworden van de pijn, heeft de magistraat het toch bestaan om wat hij zei vast te laten leggen.
Hij heeft mijn zwager Samuel en zijn broer Jacob genoemd bij zijn bekentenis. Zij behoorden al voor de beproeving bij de twaalf gearresteerde Joden. Men heeft hen nu allemaal apart gezet en geketend, maar wat hij precies over hen gezegd heeft, is onbekend.
Ik verzeker u echter dat zij beiden onschuldig zijn en vrijuit gaan. Het is te hopen dat de Allerhoogste en goedertierenste God hen in Zijn barmhartigheid ziet en hen uit deze ellende verlost.
Ik verzeker u dat zij alleen maar gedreven worden door haat en nijd tegenover de Joden.
De opperrabbijn van Kleef heeft in de synagogen dwingend laten afkondigen dat geen enkele Jood het mag wagen in deze omgeving te komen. Vandaag ben ik bij een zeker iemand geweest die tegen mij zei: “Het is heel slecht van de bestuurders van uw Amsterdamse synagoge dat zij zich van deze zaak niets aantrekken.” Etcetera.
En daarom verzoek ik u om, als u iets ten gunste van deze arme mensen kunt bereiken bij enige welwillende heren, dat vooral te willen doen. De Almogende zal het belonen."