
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Er is eigenlijk nooit een goede verklaring voor de naam Haps gevonden. Het is duidelijk dat de familienaam Hops (ook wel Hoeps) de oudste vorm is, maar over de betekenis zegt dat nog niet veel. Er is wel eens een relatie gelegd met het Keltische woord “appa” (water), maar even zo goed met de plant hop die hier vroeger veel in het wild groeide. Maar echt overtuigend is dat allemaal niet.
In 1810 voerden de Fransen het fenomeen van de moderne gemeente in. Ook Haps werd een zelfstandige gemeente. Aan de nieuwe gemeentebesturen werd gevraagd een voorstel te doen voor een gemeentewapen. Veel gemeenten grepen daarvoor terug op het zegel van hun voormalige schepenbank. Haps had echter nooit een eigen schepenbank gehad. Het dorp leverde één van de zeven schepenen van de schepenbank van Cuijk.
Op verzoek van de burgemeester van Haps stelde de Hoge Raad van Adel in 1817 een gemeentewapen vast dat gebaseerd was op het parochiezegel: de heilige Nicolaas met naast zich drie kinderen in een kuip, alles beschenen door een zonnetje in de hoek. Omdat de burgemeester geen kleuren had opgegeven, kende de Raad de kleuren blauw en goud (zijnde de rijkskleuren) toe.
We treffen de naam Haps voor het eerst in de boeken aan als de familienaam Hops. In 1201 wordt een zekere Wilhelmus van Hops genoemd als kanunnik van het Sint-Lambertuskapittel in Luik. Deze Wilhelmus moet - gezien zijn functie - in de directe omgeving van de adellijke familie Van Cuijk hebben verkeerd. In 1302 wordt een zekere Jacobus van Hoeps genoemd als neef van Jan van Cuijk. Dat is ook degene die de heerlijkheid Haps rond 1308 afsplitst van de grote heerlijkheid Cuijk.
Maar lang voordat er sprake was van een gebied met de naam Haps werd er al gewoond. Archeologen hebben urnenvelden, gebruiksvoorwerpen en plattegronden aangetroffen, die er op duiden dat het gebied al rond 8000 voor Christus bewoond was. Met name het Kampse veld is een rijke bron gebleken van sporen uit de Bronstijd en IJzertijd.
Ook uit de Romeinse tijd (tot circa 150 na Chr.), de Frankische en Karolingische tijd (700-900) zijn bewoningssporen en scherven gevonden. Er zijn uit die tijd in totaal 23 huizen aangetroffen, al waren die niet allemaal tegelijkertijd bewoond. Vermoedelijk bestond de nederzetting uit drie of vier woningen en zijn er in de loop der tijd nieuwe huizen gebouwd op een plek waar eerder al iets had gestaan. Dergelijke huizen waren groot: 11 bij 18 meter lang en 4,5 tot 6,5 meter breed, met middenvoor en -achter een deur. De huizen herbergden ook de dieren.
Rond 1600 woonden er ongeveer 250 mensen in Haps. In 1672 telde Haps vijftig gezinnen, wat neerkomt op zo’n 300 mensen. Rond 1715 wordt het aantal inwoners geschat op 325. Ruim een eeuw later wordt er wat preciezer geteld: in 1833 zijn er 668 inwoners (en 459 stuks hoornvee). Rond 1900 wordt de 1.000ste inwoner verwelkomd. De Eerste Wereldoorlog leidt tot een eenmalige bevolkingsexplosie met ruim 10%: in 1914 komen er 117 Belgische vluchtelingen naar Haps. Het Boxmeers Weekblad van 24 oktober 1914 maakt de balans op: “van de 117 Belgische vluchtelingen die onze gemeente in het begin huisvestte, zijn er twintig vertrokken. Nu zijn er nog 21 in het Liefdesgesticht en 76 bij particulieren. De nog hier zijnden hebben weinig lust te repatriëren, het bevalt hun hier blijkbaar heel goed”. Het zal nog tot 1957 duren voordat de 2.000ste inwoner geboren wordt. In 1969 wordt de mijlpaal van 2.500 bereikt. Bij de opheffing van de gemeente in 1993 - Haps wordt dan onderdeel van de gemeente Cuijk - wonen er ruim 2.700 mensen.
Traditioneel is het merendeel van de Hapse bevolking boer. Aan het eind van de 18e eeuw waren er daarnaast nog vier schaapherders, twee brouwers, drie timmerlieden, vier kleermakers, twee schoenmakers, twee smeden, een wieldraaier, een boswachter en een schoolmeester. Zeker tot aan de Tweede Wereldoorlog is de agrarische sector overheersend gebleven.
Opmerkelijk was wel de hoeveelheid cafés aan het eind van de negentiende eeuw. HAPS, ELF HERBERGEN IN HET DORP, kopt het Boxmeers Weekblad van 1893. “De kasteleins zitten in zak en asch, omdat er een nieuw café onder het motto De Laatste Stuiver zal worden opgericht. Zij beweren, en terecht, dat elf herbergen in de kom der gemeente (die nog geen tweehonderd zielen telt), meer dan voldoende is om de dorstigen te laven. Wij zijn van hetzelfde gevoelen en menen, dat wanneer de helft der cafés, waaronder enkele die het vergunningsrecht niet waard zijn, werden opgeruimd, de gemeente er niet slechter bij zou varen”, zo oordeelt de krant.
Tot het midden van de negentiende eeuw was Haps slechts bereikbaar via zandwegen, met een gezamenlijk lengte van “omstreeks acht uur gaans.” De bereikbaarheid van Haps wordt in 1866 aanzienlijk verbeterd door de aanleg van de weg Uden-Oeffelt, de eerste verharde weg in Haps.
In 1873 wordt de spoorlijn Boxtel-Wezel aangelegd en Haps krijgt een eigen station daaraan. Tot de Eerste Wereldoorlog is het Duitse Lijntje van internationale betekenis. Aan het reizigersvervoer komt in 1951 een einde, maar tot in de zestiger jaren passeert er tweemaal per dag een goederentrein. Het einde van de lijn wordt in 1972 gemarkeerd door de “2de Leutexpres” die de definitief laatste rit over het traject maakt. Het was de bedoeling van deze carnavalstrein om de spoorlijn nieuw leven in te blazen, maar dat doel is dus niet bereikt.