
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Over het ontstaan van het graafschap bestaat geen zekerheid. De eerste geschreven bron waarin het graafschap wordt vermeld, dateert van 1145. Het betreft een giftbrief van keizer Koenraad II waarin graaf Alardus van Megen wordt genoemd als getuige. Eén van Alardus’ nakomelingen, graaf Willem III, schonk Megen op 8 januari 1357 stadsrechten.
In 1420 kocht de Bossche handelaar Hendrik Dicbier het graafschap. Jan Dicbier (1438-1469) verkocht het graafschap in 1469 op zijn beurt aan de bekendste gravenfamilie van Megen: De Brimeu. Charles de Brimeu (1548-1572) zou zich, evenals de Megenaren, tijdens de Opstand aan de Spaanse, katholieke, zijde scharen.
Na de Vrede van Münster in 1648 ontstond een langdurig juridisch conflict tussen de toenmalige graaf van Megen, Frans Albert van Croy, en de Staten-Generaal. De graaf verzette zich tegen inlijving van zijn graafschap bij de Republiek, die er naar zijn mening niet het hoogste gezag bezat. De Republiek verloor de strijd en moest op 30 november 1671 erkennen dat het graafschap voor haar buitenland was.
De ‘status aparte’ van het graafschap, waarvan de heren katholiek waren, bracht met zich mee dat de katholieken er ook na 1629 in alle vrijheid hun godsdienst konden beleven. In het aangrenzende Kwartier Maasland van de Brabantse Meierij en het Gelderse Land van Maas en Waal daarentegen was dat recht alleen vergund aan het handjevol protestanten dat er woonde. Met name het stadje Megen trok op zon- en feestdagen honderden kerkgangers van elders. Ook de Franciscanen, die vanaf 1629 in ’s-Hertogenbosch niet meer welkom waren, konden zich hier vestigen (1645), later gevolgd door de Clarissen (1721).
Het belangrijkste middel van bestaan in het graafschap was de landbouw. Het stadje Megen kende daarnaast enige textielnijverheid en handel op de Maas. Vanaf de zeventiende eeuw haalden veel Megenaren ook inkomsten uit de huisvesting van leerlingen van de Latijnse school van de Franciscanen. De jongens genoten dus kost en inwoning bij gezinnen in het stadje, niet in een internaat. Deze situatie bleef voortbestaan tot ver in de twintigste eeuw.
In 1794 maakte de inval van de Fransen een einde aan het bewind van de laatste graaf, Karl Schall von Bell. Enige tijd later, in 1800, kwam het voormalige graafschap voor een miljoen frank in handen van de Bataafse Republiek, zodat ook de ‘status aparte’ tot het verleden behoorde. In 1810 tenslotte volgde de samenvoeging van het stadje Megen met de dorpen Haren en Macharen tot de gemeente Megen. Teeffelen werd samen met het nabijgelegen Oijen de gemeente Oijen en Teeffelen.