In 1637 moesten de Jezuïeten hun college en Latijnse school in Breda verlaten, ten gevolge van de herovering van de stad op de Spanjaarden. Ze openden in de Waterstraat een schuilkerk, waar ze bleven tot 1740. Ook hadden ze een kerkschuur in Etten en in Geertruidenberg.
Ook een vestiging op landgoed Ypelaar ging niet door. Pater A. Flintrop SJ besprak in Hoeven met monseigneur Van Hooydonck een eventuele vestiging van paters in het bisdom Breda. De bisschop wilde echter geen paters in de stad.
Toen de familie Smits-Struyk in Oosterhout een huis uit 1780 aanbood, betrokken de jezuïeten dat in 1858. Het jaar daarop werd het koetshuis verbouwd tot kapel. Er kwamen ‘excurrentes’ wonen, paters die elders retraites en missies gaven.
Later bedienden de jezuïeten de kerk van het H. Hart van Jezus, die ze samen met het klooster in 1882 in neogotische stijl lieten bouwen door P.J. van Genk uit Leur.
De kerk en het klooster werden in 1920 aan het bisdom overgedragen en verkocht, omdat de paters elders dringend nodig waren.
Het klooster was met een vleugel tegen de kerk aan gebouwd en had een U-vormige plattegrond. Achter de voorgevel bevonden zich enkele zalen, de refter en de keuken. Langs de kerkgevel lagen de recreatiezaal en een serre, rechts van de binnentuin nog enkele nevenruimten. In 1978 werd de kerk op de torenfaçade na gesloopt.
Bron: Jan Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant. Alphen a/d Maas, 2010
Ook een vestiging op landgoed Ypelaar ging niet door. Pater A. Flintrop SJ besprak in Hoeven met monseigneur Van Hooydonck een eventuele vestiging van paters in het bisdom Breda. De bisschop wilde echter geen paters in de stad.
