
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Kamp Vught was tijdens de Tweede Wereldoorlog het enige SS-concentratiekamp in Nederland. Het viel rechtstreeks onder commando van het SS-hoofdkantoor in Berlijn. De bouw van Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals het officieel heette, begon in 1942. Toen de eerste gevangenen in januari 1943 uit Amersfoort aankwamen, was het kamp nog niet af.
Het kamp kende een binnen- en een buitenbewaking. Die laatste taak viel toe aan de vierde en vijfde compagnie van het zogenaamde SS-Wachtbataljon Nordwest, dat op 1 januari 1942 speciaal was opgericht voor de buitenbewaking van interneringskampen. Het Wachtbataljon was onderdeel van de Landstorm Nederland, dat weer een onderdeel was van de Waffen-SS, waarin Nederlandse mannen dienst namen. De belangstelling voor deze eenheid was groot: men kreeg namelijk werk, onderdak en eten en hoefde niet te vrezen voor gedwongen tewerkstelling in Duitsland (Arbeitseinsatz).
De toelatingseisen voor het Wachtbataljon waren bepaald niet streng. Men ronselde wat men kon krijgen, tot in psychiatrische instellingen en gevangenissen toe. Als gevolg daarvan was het bataljon een bandeloze en ordeloze troep. Een Duitse onderzoeksrechter stelde op een gegeven moment vast: “de criminaliteit in dit bataljon is bijzonder groot… even groot als bij alle Duitse eenheden van Waffen-SS en politie bij elkaar.”
Vanaf november 1943 behoorde ook Jan Eggink tot de buitenbewakers van kamp Vught. Hij was geboren op 30 april 1926 in Vriezenveensewijk, een dorp in Overijssel op nog geen 10 kilometer van de grens met Duitsland. Jan was niet een erg slimme jongen: hij doorliep slechts vijf klassen van de lagere school en ging al op jonge leeftijd als veenarbeider aan de slag. In die tijd betekende dat pure armoede.
Met een groepje vrienden bracht Jan de dag door. Een van die vrienden vond begin mei 1943 een goed baantje bij de Nachschub in Deventer als grondwerker voor het graven van schuttersputten en loopgraven. Hij kreeg een oud Nederlands uniform met een witte band om de arm met de tekst Im dienst der Duitschen Wehrmacht, verdiende “goed geld” en kreeg voldoende te eten. De vriendengroep was zo onder de indruk van z’n “mooie pakkie” en z’n verhalen dat ze besloten om zich ook aan te melden bij de NSB-kringleider in Vriezenveen. Hoewel Jan Eggink nog maar net 17 jaar was, werd ook hij in mei 1943 aangenomen bij de Nachschub in Deventer.
Na drie maanden in Deventer gewerkt te hebben, werden ze overgeplaatst naar de Frederikskazerne in Den Haag. Bij die gelegenheid werd aan alle jongens individueel gevraagd om dienst te nemen bij de Waffen-SS. Twee van de maten, onder wie Jan Eggink, lieten zich ompraten en namen dienst bij de Landstorm. Eind juli 1943 werden ze overgeplaatst naar Weert voor hun militaire training. En zo ontving Jans moeder vanaf november 1943 elke maand van de Fürsorge Offizier der Waffen SS in den Niederlanden geld dat haar zoon in Duitse dienst verdiende.
In april/mei 1944 werd Jan ernstig ziek en moest hij worden opgenomen in het ziekenhuis. In september 1944 bezocht zijn moeder Mina hem daar voor het laatst. Hij had “vocht achter de longen” en “ook met z’n benen was het niet in orde” volgens de aanwezige arts die niet uitsloot dat Jan het niet zou overleven. Zijn toestand heeft voorkomen dat hij wellicht - net als een aantal van zijn medebewakers - deel zou hebben genomen aan de honderden executies die tussen 26 juli en 6 september 1944 in Kamp Vught plaatsvonden.
Op 26 oktober 1944 is het kamp bevrijd. Jan was inmiddels vermist, zijn ouders hadden het contact met hem verloren in deze woelige periode. Pas op 20 januari 1948 is in Westerhaar (O) een proces-verbaal opgemaakt, zoals gebruikelijk bij mensen die in Duitse dienst waren geweest.
Een agent vertelde in die tijd nog een aantal persoonlijke ervaringen: de verblijfplaats van Jan Eggink is nog onbekend; door zijn ouders wordt aangenomen dat hij ten gevolge van zijn ziekte is overleden. Een ieder verwonderde zich erover dat zo iemand in militaire dienst kon komen en een geweer werd toevertrouwd. (…) Gezien zijn gebrekkige verstandelijke vermogen was hij niet toerekenbaar voor zijn daden.
Op 19 maart 1948 werd de zaak tegen Jan Eggink geseponeerd door de procureur-fiscaal te Arnhem. Later in dat jaar komt ook de officiële bevestiging van Jans overlijden. Volgens een zogenaamde Grabmeldung van 26 november 1944 door de Sanitäts Kompanie 71 was hij op 13 oktober 1944 overleden. Als SS-Schütze werd Jan in ’s Hertogenbosch begraven op het Kriegerfriedhof Orthen. Pas op 13 mei 1948 werd er in Berlijn een officiële Duitse Sterbe Urkunde opgesteld. Dit document kwam uiteindelijk op 17 november 1948 door bemiddeling van het Rode Kruis bij het gemeentebestuur van Hardenberg, waar Jans ouders toen woonden. Tien dagen later, op 27 november 1948, werd in Hardenberg een akte van overlijden opgemaakt, ruim vier jaar na Jans dood.
Na de oorlog zijn de Duitse graven in Orthen verplaatst naar de Duitse begraafplaats Ysselsteyn in Venray. Ook Jan Eggink ligt daar, in vak CE, rij 2, graf 45, onder een betonnen kruis.