
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Deze molen van het type stellingmolen werd in ca. 1616 gebouwd te Edam en in 1816 verplaatst naar Gassel. De geschiedenis tot aan de verplaatsing wordt uitgebreid beschreven in een artikel op internet.
De naam van molen De Samson refereert aan het Bijbelse verhaal van Samson en Delila, waarin Samson nadat Delila zeven haarlokken van hem liet afscheren, werd overmeesterd door de Filistijnen en afgevoerd naar Gaza “om daar een molen te draaien” (zie Oude Testament, Richteren 16:21) :
“Toen grepen hem de Filistijnen, en groeven zijn ogen uit; en zij voerden hem af naar Gaza, en bonden hem met twee koperen ketenen, en hij was malende in het gevangenhuis”.
Op 30 september 1817 werd door de gemeente Gassel aan Frans van der Goes een patent afgegeven voor uitoefening van het beroep van “houtzager met een molen door wind bewogen wordende”. Daarmee werd deze molen eerder in gebruik genomen dan de herbouwde molen Bergzicht (na het platbranden door de zich terugtrekkende Fransen troepen in 1814), waarvoor op 3 november 1818 voor het eerst een patent voor de uitoefening van het beroep van windkorenmolenaar werd afgegeven.
De Samson was gelokaliseerd aan de Hogendijk, direct links van de wiel die in het verleden werd aangeduid met de naam “Jodenwiel”. Dit is ter plaatse van het huidige dubbele huis van de familie Thijssen, Hogendijk 4 en 6, en dus op steenworp afstand van molen Bergzicht. Bij de molen waren twee huizen en twee magazijnen gebouwd, een en ander is zichtbaar op de Kadasterkaart van 1832. Op deze kaart is ook vaag zichtbaar dat de molen een zeskantige opbouw had. De taxateur van het Kadaster geeft in de tabel van classificatie der grondeigendommen van Gassel (ca. 1824) de volgende omschrijving van de molen:
“De houten windzaagmolen is voorzien van drie zagen en twee sledes. De Molen ligt ongeveer 600 meter van de Maas af. Het zaaghout kan daarom alleen maar door karren of wagens worden aangevoerd, waardoor dit erg kostbaar wordt. De molen wordt goed gebruikt en verkeert in goede staat van onderhoud. De eigenaar, de heer Van der Goes senior, heeft de molen in eigen gebruik. De huurwaarde is geschat op f 360,00, na herziening f 300,00”.
Frans van der Goes had de molen dus in eigen gebruik, hoewel het niet waarschijnlijk is dat hij zelf bij de molen heeft gewoond. Hij wordt in 1824 aangeduid als koopman te Ravenstein en in 1821 was zijn vrouw Jeanne Louisa Baumann te Ravenstein overleden. Het lijkt erop dat hij de zaak heeft opgezet ten behoeve van enkele van zijn zonen, die waarschijnlijk wel bij de molen hebben gewoond. In 1822 en 1823 stond het patent als houtzaagmolenaar op naam van Frans van der Goes en Zonen, en van 1824 t/m 1831 afwisselend op zijn twee zonen Hendrik Maurits en Aart van der Goes.
Vanaf ca. 1833 was Aart van der Goes de eigenaar van het houtzaagmolen-complex. Van Aart is zeker dat hij te Gassel heeft gewoond want in het geboorteregister vinden we vier van zijn kinderen terug. Uit registraties voor het Vredegerecht te Grave komt naar voren dat er in 1824 sprake is geweest van een faillissement van het bedrijf Van der Goes en Zonen. Enkele malen werden de goederen verzegeld en ontzegeld.
Rond 1834 verhuisde Aart van der Goes naar Gendt (bij Nijmegen) en verkocht het molencomplex aan Petrus Johannes Martinus Hermans te Grave. Deze wordt in de registers der Patentschuldigen vervolgens wel steeds als gebruiker genoemd, maar heeft waarschijnlijk altijd in Grave gewoond, alwaar hij in 1864 is overleden. Deze Hermans en na zijn overlijden diens erfgenamen waren tevens eigenaar van molen Bergzicht in de periode ca. 1840 t/m 1885.
Uit de afgegeven patenten blijkt dat de houtzaagmolen zelf in ca. 1853 buiten gebruik is gesteld. De houthandel op naam van genoemde Hermans, was echter nog tot ca. 1861 daar gevestigd. De buitengebruikstelling wordt bevestigd door de Kadastrale Leggers van Gassel waar in 1855 na een wijziging de molen niet meer wordt genoemd. Toch wordt op de schattingskaart van het Kadaster van 1883 op de betreffende situatie de tekst “houtzaagmolen” nog steeds vermeld, maar de molen zelf, zoals die op de kaart van 1832 was ingetekend, is dan niet meer aanwezig, echter wel de woningen en bijgebouwen. Het is dus niet zeker dat met het buiten gebruik stellen van de molen ca. 1853 deze toen ook is afgebroken. Dat is gezien de genoemde kaart van 1883 dan pas zeker.
Van 1817 t/m 1819 was ene Jan Hendrik Hanssen boekhouder en opzichter bij de molen. Waarschijnlijk bewoonde hij het tweede huis bij de molen. In ca. 1820 werd hij vervangen door Marcelis Bulkens, afkomstig van Huisseling (hij is een voorvader van de huidige Gasselse familie Bulkens). Uit de afgegeven patenten en de bevolkingsregisters van Gassel (vanaf 1840) mag afgeleid worden dat Marcelis Bulkens tot aan het einde van het gebruik van de molen daar werkzaam is geweest. Ook zijn zoon Wolterus werd nog als houtzager woonachtig bij de molen aangeduid.
Uit genoemde Registers der Patentschuldigen blijkt ook dat er in bepaalde periode sprake is van een verkoop van meel aan huis op het houtzaagmolen-complex, welke geproduceerd moet zijn geweest op molen Bergzicht. In de periode 1846-1880 worden Marcelis Bulkens, resp. Anna Maria Ottens en haar (latere) echtgenoot Roelof Litjes als winkelier of meelverkoper genoemd. Ongeveer vanaf het moment van buitengebruikstelling van de houtzaagmolen werd een van de huizen daarbij bewoond door genoemde Roelof Litjes uit Vierlingsbeek en Anna Maria Ottens uit Zeeland. Zij waren al woonachtig te Gassel, aan de Keerdijk 12 en werden toen de nieuwe gebruikers van molen Bergzicht. Zij en vervolgens hun zoon Jacobus woonden als gebruikers van molen Bergzicht in dit huis aan de Hogendijk, totdat zij in ca. 1895 de huidige molenaarswoning bouwden (Hoeve 25). Eerder was er dus geen woonhuis bij deze molen.
Aan het einde van dit artikel is het interessant nog even stil te staan bij de eerste eigenaar van De Samson te Gassel. Frans (ook Franc, Francis) van der Goes blijkt een zeer markant persoon te zijn geweest. In ieder geval zodanig dat we op Wikipedia een artikel over hem terugvinden. Hij werd geboren te Delft op 17 december 1772 als zoon van Aert van der Goes, baljuw en dijkgraaf van Oudewater, en diens vrouw Anna Louisa van Pabst. Hij volgde een militaire opleiding en was al op nauwelijks volwassen leeftijd kapitein bij de infanterie. In 1794 werd hij toegelaten tot de Vrijmetselaarsloge “Het Vrij Geweeten” te Breda (opgericht in 1791 en nu nog bestaand). In 1797 en 1798 verbleef hij als vluchteling in Pruisen en trouwde daar in 1797 te Emmerik met Jeanne Louisa Baumann. In 1799 werd hij lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant en lid van de Vergadering van Notabelen. In 1801 streek hij met zijn gezin neer in Ravenstein. Op 29 november 1811 werd hij benoemd als eerste burgemeester van Loosduinen (bij Den Haag) maar om onduidelijke redenen werd hij daar op 7 januari 1813 al opgevolgd. Na zijn verblijf in Loosduinen keerde hij in 1813 terug in Ravenstein. In ca. 1828 vestigde hij zich opnieuw in Duitsland waar hij op 1 februari 1855 te Kleve overleed.
Zijn zoon Aart van der Goes werd in 1803 te Ravenstein geboren. Hij trouwde in 1827 te Gendt (bij Nijmegen) met Suzanna Catharina Grada Merkes. Direct na zijn huwelijk woonde hij in Gendt maar kwam in 1829/1830 naar Gassel. In ca. 1834 keerde hij met zijn gezin terug naar Gendt, alwaar hij burgemeester werd. Hij overleed te Gendt op 10 februari 1875. De familie van zijn vrouw werd in 1846 in de adelstand verheven.
Met de familie Van der Goes zitten we in de elitaire bovenlaag van de toenmalige samenleving. Frans van der Goes stamde uit een oud Delfts regentengeslacht. Zijn moeder kwam voort uit een oorspronkelijk adellijk Duits geslacht. Zijn zoon Aart werd zoals bovengenoemd burgemeester van Gendt. Andere zoons waren o.a. notaris en luitenant bij de marine. Zoon Hendrik Maurits, die ook gebruiker was van de houtzaagmolen, nam deel aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831. Zijn dochter Cornelia Carolina was getrouwd met de Nijmeegse kunstschilder Guillaume van der Brugghen (1812-1891).
In het Gemeentearchief van Delft bevindt zich een omvangrijk familiearchief Van der Goes waarvan de inventaris via internet beschikbaar is (en waarvan in dit artikel dankbaar gebruik is gemaakt).