skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic

Jos L. van der Meulen en zijn eerste Benz

Rien Wols
Rien Wols Bhic
vertelde op 10 augustus 2017
bijgewerkt op 11 oktober 2018
Op zaterdag 22 november 1941 was een complete advertentiepagina in het 'Dagblad van het Zuiden' gewijd aan garagehouder Jos L. van der Meulen uit Helmond, die zelf 80 jaar was geworden en wiens bedrijven inmiddels al meer dan 50 jaar bestonden. De “advertentie” bestond vooral uit een aantal verhalen over het begin van Van der Meulens carrière als motorrijder en automobilist.

Het eerste verhaal is getiteld “De eerste auto van den 80-jarige”, en daarin vertelt Van der Meulen (1861-1950) op humoristische wijze over het wel en wee (vooral dat laatste) in de omgang met zijn “Benz”:

De eerste auto die de heer van der Meulen bezat was een Benz, 2 cylinder liggende motor met gloeikop-ontsteking en vliegwiel buitenboord. Het wagentje zelf was een Sont-Brik: de voorste passagiers reden voorwaarts en de achterste twee reden achteruit. Men zat dus boven op dat ding, geheel open en bloot met de ruggen tegen elkaar. Moest men bij de motor zijn, dan moesten allen uitstappen. De achterzitting werd dan opgeklapt en kwam op de voorste zittingen te liggen. Men kon dan vrij den motor bewonderen.

Versnellingen waren toen nog niet bekend. De overbrenging geschiedde door de platte drijfriemen. De eerste versnelling was een kleine poelie, de tweede een grootere poelie; de achteruit was een gekruiste riem. Alles werd bediend door den bestuurder door middel van een riemnasteller zooals men dat nog aan draaibanken en aan machines in fabrieken ziet.

Een stuurwiel bezat men niet. Dat was een platte stang boven op de stuurstang geplaatst met een houten handvat. Overigens was hij al zeer modern, want hij had reeds massieve rubberbanden, zooals voor tientallen jaren terug de zware vrachtwagens met aanhangers hadden.

Benz Velo Comfortable uit de collectie LouwmanDe achterwielen hadden een hoogte van 110 cm. De voorwielen 60 cm. Spatborden waren toen zoodanig geplaatst, dat de wielen den modder tegen de borden gooiden, waarna deze dan buitenwaarts werd geketst. Wee dan de arme voorbijganger. Veel kwam dit echter niet voor want met slecht weer rijden deed men practisch niet. Men moest wel altijd zorgen parapluies bij zich te hebben en voor dit doel was een speciaal rekje opzij van het rijtuigje aangebracht. Voor treeplanken golden opstappers, zooals bij een rijtuig een, twee of drie hoog, naar gelang de hoogte van den wagen. ’t Was een komisch voertuigje. Voor dien tijd niet slecht van model. Dat was in 1898.

Benz Velo Confortable, collectie Louwman Museum

Meest ’s Zondags was de dag om hem te gebruiken. Plaats om hem op te bergen had Van der Meulen niet. Dat zou eerst later pas komen. Hij had daarom een stalruimte gekregen in de remise van Hotel Tiel, later Hotel Kuster-Rademakers, nu Hotel van Tilburg te Helmond. Reeds dagen van te voren werden de noodige voorbereidingen getroffen.

Als wij om twee uur zouden gaan rijden, dan begonnen wij reeds om één uur aanstalten te maken, vertelde ons de heer Van der Meulen. Benzine moest natuurlijk gehaald en gevuld worden, olie vullen, water vullen. Dit waren de voornaamste dingen die heden ten dage nog gelden. De tegenwoordige automobilisten laten dit echter doen. Koetswerk en zittingen -  een voorruit had hij niet  -  afwasschen, want als hij ’n heele week in de remise had gestaan, waar rijtuigen en paarden bivakkeerden, dan zag hij er ’s Zondags niet heel frisch uit.

Na deze werkzaamheden moest de gloeikop, noodig of niet, afgeschroefd en zuiver gemaakt worden, verwarmd, waarna de motor proef draaide. Voor dit laatste had men een half uurtje noodig. Als dit gedaan was en het bleek dat hij perfect op twee liep, dan werd er gestopt, de petroleumkoplampen gevuld, alle Stauffer vet- en oliepotten stuk voor stuk aangedraaid, de reserve-oliekan gevuld, nog eens even om de wagen geloopen of alles in orde was, den motor aangetrokken en dan konden de passagiers instappen.

Achter het stuur werd plaatsgenomen, de stofbrillen opgezet, want wij moesten er uitzien als automobilisten. Een voorruit kenden wij niet. Dan ging het de richting in die wij verkozen. Dat was in den regel zoowat hetzelfde: Helmond-Deurne-Bakel-Helmond of Helmond-Asten-Deurne-Helmond of Helmond-Gemert-Bakel-Deurne-Helmond. Soms ook wel eens wat verder, maar veel grootere tochten durfde ik in den eersten tijd met dit wagentje niet aan.

In den regel liep hij het beste als wij richting huistoe hadden. Dit wagentje had n.l. een gebrek. Als hij snel begon te loopen (25 à 30 km) maakte het linkerachterwiel wind, waarop de gloeikop van den motor, die aan de linkerzijde achter gebouwd was, te koud werd en hij het werk staakte. Wij reden meestal dezelfden weg, omdat wij daar onze vaste gelegenheden hadden om hem bij dienstweigering onder te brengen, voor den nacht.

Als wij dan op toer gingen, waren mijn beide oudste zoontjes, acht en tien jaar, daarbij in den regel behulpzaam. De een droeg een kan benzine en den smeerpot, de andere de oliebus met de poetslappen. Ik heb hen later meerdere malen hooren zeggen, dat zij zich toen al verheugden met de gedachte: vanavond komen ze te voet terug.

De zaak was namelijk deze: als wij onderweg panne hadden, zoodat wij hem hier of daar moesten laten staan, dan ging ik ’s Maandagsmorgens omstreeks 4 uur, wanneer er nog geen mensch op straat was, in alle stilte den Benz halen. De jongens werden dan gewekt en die mochten dan mee. Dit was natuurlijk iets geweldigs voor hen. In den regel werd er dan, van huis tot op de plaats waar hij stond, gekibbeld wie hem nu mocht besturen.

Voor het halen gebruikte ik twee trekhonden, die ik bij den petroleumventer op de wal ging halen. Met hem had ik n.l. een stille overeenkomst gemaakt. Dat was geruischloos: de honden kon men niet hooren loopen en de Benz evenmin op zijn massieve banden. Ik leidde dan de honden en mijn twee zoontjes zaten op den bok. Die aan de beurt was aan het stuur. Zoo kwam de wagen bij zijn remise aan, waar stil de poort werd opengemaakt. Geen Helmonder wist, dat wij pech hadden gehad.

Dit was mijn eerste wagen, die hoe goed hij het ook meende, niet aan mijn verwachtingen voldeed.

Lees hier over zijn tweede auto, een Darracq.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen