
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Louis (voluit Louis Jean Henri Charles Adelberth) de Bourbon beschouwde zichzelf namelijk als rechtstreekse afstammeling van de laatste Franse koning Lodewijk XVI. Hij voerde dan ook de titels prins van Frankrijk, hertog van Normandië en graaf van Boulogne. Hij baseerde zijn claim op het feit dat hij de rechtstreekse achterkleinzoon was van Carl Wilhelm Naundorff.
Deze Duitse klokkenmaker hield in de eerste helft van de negentiende eeuw vol, dat hij Lodewijk XVII was, de zogenaamd verdwenen zoon van koning Lodewijk XVI. Naundorff werd echter Frankrijk uitgezet, vestigde zich in 1845 in Nederland en kreeg van de Nederlandse staat het recht de familienaam De Bourbon te gaan dragen. Hij overleed datzelfde jaar nog in Delft.
In 1999 heeft modern DNA-onderzoek aangetoond dat de officiële versie over de zoon van Lodewijk XVI historisch juist was: de echte Lodewijk XVII is als 10-jarige jongen in 1795 aan tuberculose overleden in zijn gevangenis, de Parijse Temple. Al eerder was via DNA-onderzoek gebleken dat het onwaarschijnlijk was dat Naundorff werkelijk de zoon van Lodewijk XVI was.
Maar dat was allemaal nog niet zo duidelijk, toen Louis de Bourbon besloot zijn verdere leven aan de literatuur te wijden. Al voordat hij burgemeester van Escharen werd, was hij een aantal jaren als journalist voor De Gelderlander werkzaam geweest. Hij was op 27 december 1908 in Renkum geboren (maar wel op Franse grond: de poten van het kraambed stonden in potten Franse aarde), studeerde rechten in Nijmegen en richtte daar met anderen het tijdschrift Het Venster (1931-1932) op. Daarnaast was hij redacteur van een aantal andere letterkundige tijdschriften van katholieke jongeren, zoals Roeping (van oktober 1932 tot en met augustus 1933), en De Gemeenschap (1934 tot en met 1941).
In 1931 debuteerde hij met de dichtbundel Reisverhalen. De gedichten daarin zijn, net als de gedichten in zijn later bundels Zwerving (1932), In Extremis (1935) en Ballingschap, doortrokken van zijn vermeende afstamming van het Franse koningshuis. De bezorger van zijn verzamelde gedichten (1974) karakteriseerde hem als “de dichter van het levenslange heimwee”.
In 1935 vertrok De Bourbon naar Nederlands-Indië waar hij in dienst trad van Soerabaja’s Handelsblad. Drie jaar later werd hij dus voor korte tijd burgemeester van Escharen.
In die tijd schreef hij twee gedichten onder de titel Zelfportret en een langer gedicht Laus Brabantiae, dat wellicht een goede kandidaat geweest zou zijn voor het Brabantse volkslied als de discussie daarover wat eerder had plaatsgehad. In Escharen is op het Burg. De Bourbonplein een plaquette in het plaveisel aangebracht, met citaten uit Zelfportret I en Zelfportret II:
Zelfportret I (1938) (1e couplet) Een Prins van Frankrijk en het zoet Navarre, heeft blauwe ogen, donker-blonde haren, maar geen paleizen meer en geen vazallen, Want heersen doen in deze eeuw barbaren. |
Zelfportret II (1941) (2 coupletten) Iets van een zwerver die een woning zoekt, iets van een zeeman die zijn boot vervloekt, iets van een vlieger die te paard wil rijden.
Maar dan, als al die dingen van hem glijden, een zeer eenvoudig man die rookt en lacht, en die zijn kinders op het schoolplein wacht. |
Na de oorlog wijdde hij zijn leven aan de literatuur: tussen 1946 en het jaar van zijn overlijden, 1975, publiceerde hij in totaal 16 verhalen- en dichtbundels. In 1974 verschenen zijn Verzamelde gedichten. Een uitgebreidere biografie is te lezen bij Thuis in Brabant. De Universiteit van Nijmegen heeft een digitale knipselmap over Louis de Bourbon. In 1999 kende het Israëlische Yad Vashem hem posthuum de onderscheiding "Rechtvaardige onder de Volkeren" toe voor zijn verzetswerk tijdens de tweede wereldoorlog.