Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De gebroeders Verstraaten kochten rond 1850 zo’n 146 hectare van de Princepeel. Augustinus (notaris), Constantinus (gemeentesecretaris) en Willem (burgemeester) deden dat niet om zelf ontginningen op poten te zetten, maar ze verkochten kleinere stukken, waarop anderen hun geluk konden beproeven.
In 1864 kocht een consortium van investeerders, onder leiding van Adriaan Christiaan Nering Bögel, het grootste deel van de Princepeel, in dit geval wél met de bedoeling het landgoed zelf te gaan ontginnen.
Tachtig runderen en vijfhonderd schapen moesten de benodigde mest leveren om de veen- en zandgrond vruchtbaar genoeg te maken. Waar zelfs dat niet lukte, werden dennen geplant. De nieuwe akkers leverden koolzaad, tarwe, rogge, erwten, haver, bieten en klaver.
Hoewel succesvol, was het een langzaam proces. Na bijna twintig jaar noeste arbeid, was nog niet de helft van de Princepeel ontgonnen. In 1880 verkocht Nering Bögel, die inmiddels wel het landhuis Princepeel had laten bouwen, zijn eigendommen onder Mill aan Dominicus van Ophoven, die zich met nieuw elan op het ontginnen van de nog ruim 400 hectare woeste grond stortte. Hij richtte daarvoor de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van de Landbouwonderneming Princepeel op. In tien jaar was het hele gebied in landbouwgrond omgezet.
De Dienst der Domeinen (onderdeel van het Ministerie van Financiën) was bij de verkoop van de Princepeel kennelijk iets te voortvarend te werk gegaan. Men had helemaal over het hoofd gezien dat het Graafse Sint-Catharinagasthuis nog tiendrechten had op het perceel. Rechten die het Gasthuis ook kon bewijzen.
Maar zoals dat vaker gaat bij ministeries: vergissingen erkennen blijkt erg moeilijk. De toenmalige minister van financiën gaf dan ook niet toe. Tot in Den Haag werd de onenigheid uitgevochten, tot het ministerie uiteindelijk natuurlijk toch overstag ging.
Op 5 februari 1868 kreeg de ontvanger der registratie opdracht de kwestie te regelen. Die regeling bestond eruit dat het Gasthuis met 2.000 gulden werd uitgekocht. Voor dat bedrag kocht het Gasthuis vervolgens rentegevende Nederlandse schuldbrieven.