skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Astrid de Beer
Astrid de Beer RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Astrid de Beer
Astrid de Beer RA Tilburg

’n Braobaansch Zaangerke in de Tropen

In een in Batavia uitgegeven dichtbundel uit 1932* vond ik tussen gedichten in het Brabants een gedicht over klompen. De gedichten zijn geschreven door een pastoor, Hugo A. Sterneberg S.J., een pater van de orde der Jezuïeten, die dan al een jaar of veertien in Nederlands Indië werkt.


De bundel kent - een voor de tijd typerende - literatuurkritische inleiding van Piet Kerstens, oorspronkelijk onderwijzer uit Ginneken, die als schoolhoofd in Indië werkte en de pastoor persoonlijk kende. Kerstens besluit zijn voorwoord met een artikel van zijn hand in het (Ginnekens?) Brabants, dat hij eerder dat jaar had geschreven voor De Maasbode, hèt Katholieke dagblad van voor de oorlog. Omdat hij in dat artikel de pastoor zo liefdevol - in het Brabants - uittekent, maar hem tegelijkertijd ook nog scherp afzet tegen zijn mede-kolonialen, laat ik het begin van zijn artikel voorafgaan aan de strofen van het ‘klompenlied’ die in deze pastoor opwelden, zo ver van het Brabant van zijn jeugd...

’n Braobaansch Zaangerke in de Tropen

Witte wa nou mee Pastoor Sterneberg ’t aorigste is? Dattie mee al die jaore dattie nou al ’ier zit, zonne zuivere Braobaansche meensch gebleven is. Da’s vlakaf een wonder. Dot kon ik d’eerste tijen da’k ’m leerde kenne bekaanst nie mee overweg. Ik stond er hoe langer hoe meer van te kijken en da wordt eigenlijk mee den dag nog erger.
Ge wit net zo goed as ik, dat Indië op veul meensche werkt as ’nne lachspiegel. Ge kent die dinge wel. Ze maken oew gezicht en oew ’eele figuur belachelijk. Ze rekken oe uit of ze maoken oe dik, maar ze veraanderen oe ’eelemaol en ze maoken oe belachelijk. Mee ’nne echte lachspiegel hedde dor zelf erg in, maor mee Indië nie, en dat is ’t ’m nou, ziede.
Veul meensche maoke d’r eige in Indië veul grotter as ze zijn en ok veul dikker dan goed vor d’r is. En da doe da Pastoorke nou net ’eelemaol nie.. O jirrenee! Die is nou nog net percies zo assie in Oosterhout was, want ’t is er eene van Oosterhout. En den tegoeiertrouwen aord van d’Oosterhouters, die heet-ie zuiver als goud bewaord...

Nu we weten, wè dè Pastoorke er vor inne waor,
volgt hier zijn gedicht over hoe de klompen nog in z’n oren klonken:

Oh, klotterende klompen
Wijdklinkend van vèr;
ik luster naor ullie
ik heur oe zo geìr.
Bij kèrels, bij keinder,
’t is al inderhaand:
Ge zijt ’n muziek van
M’n Braobaansche laand.

Ge klopt bij ons wèrken,
ons zweetend gezwuug,
as ’t maansvolk te velde,
mot ’s mergens zo vruug.
Traogtreeënd, traogkloppend,
Dofdreunend in ’t zaand:
Zo zingd ’n muziek van
m’n Braobaansche laand.

Ge klottert vol ijver
rond vuurheeten heerd,
as moeder zich zurgzaom
veur ’t huishouwen weert;
ge klopt d’ren dribbel,
van rust gin verstaand,
en zingt ’n muziek van
m’n Braobaansche land.

Ge kloppert en klompert
in driftigen draaf;
de keinder zijn krèk van
de schoolbaanken aaf.
Ge rommelt lèk trommels
hun daans t’ allenkaant,
en zingt n’ muziek van
m’n Brabaansche laand.

Ge klottert en klompt, en
driesurtig deureen
klopt Zondaags lèk klokken
g’ ons volk op de been;
op klompen ter Mis, meej
den beejboek in haand:
Schoon klompenmuziek
Van m’n Katteliek laand.

Zo werden Brabantse devotie en Brabants klompengeklepper samengebracht door een Brabantse pastoor aan de andere kant van de wereld, die zijn moers taal niet vergeten was...

Meer over pater Hugo Sterneberg in een artikel uit 2005 (z.o.) door Michel de Koning op de site van Cultureel Brabant. Daarin typeert hij Sternebergs’ Brabants toch meer als Tilburgs (zijn moeder was een Tilburgse) of eigenlijk nóg meer als een ‘literair Brabants’: Brabants, dat zó nooit is gesproken..
In zijn artikel doet hij ook Sternebergs’ én Kerstens’ interessante geschiedenis uit de doeken.

*Sterneberg S.J., H.A., Een busselke Braobaansch, Batavia 1932, met een inleiding door Piet Kerstens

 

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen