Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De geallieerde vliegtuigen waren heel vaak bommenwerpers die bij bombardementsmissies op doelen in Duitsland geraakt werden door Duits afweergeschut (de zogenaamde Flak) of onderschept werden door Duitse jachtvliegtuigen (vooral ’s nachts, tijdens de zogenaamde Nachtjagd).
Wij gaan proberen de verhalen achter al deze crashes te achterhalen met behulp van iedereen die ofwel zélf nog herinneringen heeft of de verhalen gehoord heeft van eerdere generaties. Soms is er al veel bekend, soms wat minder.
Op dit kaartje de locaties van de twee Messerschmitts en helemaal rechts de vermoedelijke locatie van de Franse Morane-jager.
Tijdens de meidagen van 1940 zijn er in Hoeven twee Duitse jachtvliegtuigen en een bommenwerper neergestort. In de ochtend van 13 mei 1940 stortte om 08.30 uur bij de Rechte Laak Fw. M. Frank van het 1./JG 26 neer met zijn Messerschmitt Bf 109E-3. Een half uur later kwam Uffz. H. Speck van hetzelfde Jagdgeschwader neer met zijn Messerschmitt Bf 109E-1. Tegelijkertijd crashte bij de Koedijk, op de grens met Oudenbosch, een Duitse Heinkel He 111-bommenwerper van 5./KG 4, gevlogen door Lt. Röhl. De Heinkel werd neergeschoten door een Franse Morane 406 van GC III/3. De vierkoppige bemanning, naast de piloot bestaande uit waarnemer Oblt. Von Talkmann, radiotelegrafist Uffz. A. Milhahn en boordwerktuigkundige Uffz. K. Elbin, overleefde de crash. De laatste twee raakten gewond.
Daarna bleef het heel lang rustig boven Hoeven, totdat op 6 juli 1944, om 01.45 uur, een Heinkel He 219A van het 2./NJG 1 (werknummer 211117) neerstortte. Dit vliegtuig werd gevlogen door Ofw. J. Ströhlein, die de crash samen met zijn radiotelegrafist Uffz. H. Keune overleefde.
Niet lang daarna, op de eerste dag van de Operatie Market Garden, 17 september 1944, stortte om 14.00 uur een C-47A Skytrain van het 440TCG/ neer. Piloot was Lt.Col. F. Krebs.
Op zondag 17 september komen er tijdens de Hoogmis enorme aantallen vliegtuigen overvliegen: operatie Market Garden is begonnen. ’s Middag rond 15.00 uur komt er vanuit de richting Breda een C-47A aanvliegen, op de terugkeer naar zijn basis in Engeland. (Dat betekent dat de neergestorte glider, waarover Jean-Pierre Maessen spreekt in ieder geval niet achter déze C-47 heeft gehangen).
De linker motor van het vliegtuig staat in brand en laat een spoor van rook achter. Boven de Hoevense Beemden verlaat de bemanning het toestel per parachute. Even later maakt het vliegtuig - dat scherp naar links is afgebogen - een crashlanding bij de woning van de familie Snepvangers-Manniën aan Achter ’t Hof. Het toestel eindigt ondersteboven in een weiland.
Foto uit: Hans den Brok,Wings of Freedom (2008), p. 138.
De bemanning van dit vliegtuig bestond uit zes man: Lt.Col. Frank Krebs, piloot; Maj. Howard Cannon, 2e piloot; S/Sgt. William Quick, radiotelegrafist; Sgt. Freddy Borga, crewchief en waarnemer; en 2nd Lt. George Arnold en Edward Sullivan, despatchers (de mannen die ervoor zorgen dat het materiaal aan boord op de juiste plek wordt uitgeworpen).
Sullivan is de enige die uiteindelijk krijgsgevangen wordt gemaakt door de Duitsers. Hij landt vlakbij het vliegtuig en raakt daarbij zo gewond, dat hij niet kan lopen. Onbekenden proberen hem met paard en wagen in veiligheid te brengen, maar hij wordt ontdekt door de Duitsers en per auto naar Oudenbosch gebracht. Daar krijgt hij bij de broeders van St. Louis medische verzorging en belandt vervolgens in krijgsgevangenschap.
Het drietal Krebs, Cannon en Borga landt vlak bij elkaar een stuk noordelijker, in de polder tussen de Koksweg en de Koedijk. Ze worden eerst snel verborgen door Piet Withagen, die ze belooft op te halen als het donker is geworden. Dat ophalen gebeurt uiteindelijk door Piet en zijn broer Kees, in samenwerking met de wachtmeesters Van Son en Van Strien van de marechaussee. Die laatsten brengen de drie mannen in veiligheid in de marechausseekazerne te Oudenbosch. Krebs had zijn enkel gebroken, dus die mocht achterop de fiets.
Later die nacht kreeg Borga onderdak bij de familie Van Hassel en verhuisde Krebs samen met Cannon naar het huis van gemeentearchitect Frans Luijkx. Die had eerder op de dag al William Quick gevonden, die eerst ergens anders was ondergebracht, maar later op de avond, onder begeleiding van De Gier, de groepscommandant van de marechaussee in Oudenbosch, ook naar het huis van Frans Luijkx kwam. Daar zaten toen dus vier van de vijf bemanningsleden die nog in vrijheid waren bij elkaar.
De laatste Amerikaan, George Arnold, werd pas de volgende ochtend bij de Koksweg gevonden door Piet Veeke. Die verborg de despatcher, zorgde dat hij eten en drinken kreeg en dat de ondergrondse gewaarschuwd werd. Toen het eenmaal donker was geworden, haalde wachtmeester Van Acker de man op met zijn motor (en een extra marechaussee-uniform voor zijn duopassagier bij wijze van vermomming) en bracht hem onder bij de familie Van Hassel, waar ook Borga al geweest was.
Uiteindelijk zijn ze alle vijf naar Breda gebracht, vanwaar ze verder getransporteerd werden naar bevrijd gebied.
Op maandag 18 september 1944, de dag na de crash van de C-47, is in de middag een formatie van 15 Short Stirling-bommenwerpers op weg naar Arnhem. Ze vervoeren geen bommen, maar de nodige voorraden voor de troepen aan de grond die bezig zijn de bruggen over Waal en Rijn te veroveren. Boven Roosendaal wordt één van de toestellen geraakt door Duits luchtafweergeschut. De piloot moet een noodlanding maken en doet dat rond 16.00 uur bij Bosschenhoofd.
De Short Stirling maakt een buiklanding op het terrein van de Waterleidingmaatschappij, in de buurt van blokpost 19. Zes van de tien bemanningsleden hadden met hun parachute het toestel al verlaten. Ze kwamen op verschillende plekken terecht. De vier die nog in het vliegtuig zaten, waren piloot David H. Balmer, navigator Victor C. Keag, despatcher Cpl. Alfred Ernest Barker (31) en radiotelegrafist Ronald J. Kempton. Drie van deze vier waren gewond, Barker zelfs zwaar. Hij overleed later in het ziekenhuis van Roosendaal en werd daar begraven op de Algemene Begraafplaats, graf 3 1.
De zes mannen die op tijd het vliegtuig hadden kunnen verlaten, waren co-piloot F/O G.A. Mombrun, Air Despatcher Drv. W.H. Bridgeman, F/Sgt. R.W. Crabb, bommenrichter P/O E.G. Blight. boordwerktuigkundige Sgt. T. Ireland en boordschutter F/Sgt. J.T. Archer. De laatste twee werden krijgsgevangen genomen.
Pater Theo Laseroms zag vanuit de Bosschenhoofdse pastorie het vliegtuig crashlanden en haastte zich per fiets naar de rampplek. Op het terrein trof hij het eerste bemanningslid, Keag, al aan, opgevangen in het huis van Koos Stuifmeel. Op zijn aandringen werd de navigator in een dennenbosje verborgen. Andere mensen uit Bosschenhoofd hadden de gewonde piloot Balmer gevonden en ook die werd in datzelfde dennenbosje verstopt. Eten, drinken en eerste hulp werden georganiseerd.
Barker was er ernstig aan toe. Bosschenhoofdenaren brachten hem voorzichtig op een brancard via de spoorbaan naar Roosendaal, maar daar werden ze onderschept door de Duitsers. Hij overleed later die avond in het ziekenhuis Caritas aan zijn verwondingen.
Radiotelegrafist Kempton had wel een pijnlijk been aan de crashlanding overgehouden, maar verder viel de schade enorm mee. Ook hij werd door Laseroms in veiligheid gebracht, eerst in het bos, later, via leden van de marechaussee, bij dierenarts Corbeij in Oudenbosch. Navigator Keag kwam via Laseroms en de marechaussee eveneens veilig in Oudenbosch terecht, bij Jos Key. Balmer is ’s avonds door Laseroms, zijn broer Toon en zwager Jan Stroop naar de pastorie van Bosschenhoofd gedragen, waar de piloot nog zes nachten heeft doorgebracht. Op 24 september heeft pater Laseroms hem naar een opvangadres in Roosendaal gebracht.
De zes mannen die het vliegtuig per parachute verlaten hadden, kwamen verspreid over de St. Maartenspolder, Hoeven en Oudenbosch terecht. Despatcher Bridgeman werd gevonden door Marinus Rijnvos en na bemiddeling door de Oudenbossche marechaussee ondergebracht bij dierenarts Corbeij, waar ook radiotelegrafist Kempton al verbleef. Ze zouden daar zo’n viereneenhalve week blijven.
Ook Crabb kwam weer samen met een mede-bemanningslid, namelijk Keag, op het adres van de Oudenbossche architect Jos Key. Van de overige vier – Mombrun, Blight, Ireland en Archer – kennen we geen nadere details. Ireland en Archer zijn in ieder geval in handen van de Duitsers gevallen, de andere twee zouden via hulp van burgers en marechaussee uiteindelijk in veiligheid zijn gebracht.
Het verslag van de gebeurtenissen van 17 en 18 september is grotendeels gebaseerd op het boek van C.A.I.L. van Nispen, Bedreigd, bezet, bevrijd : Bosschenhoofd en Hoeven in de Tweede Wereldoorlog. (Hoeven, 1992). Jaarboek no. 8 (1992) van heemkundekring De Honderd Hoeven. Met name p. 259-300.
Dat is wat we weten van deze crashes. Er zijn nog wel vragen: zijn de Duitse vliegtuigen door luchtafweer neergeschoten, of door Engelse of zelfs Franse jagers? In Etten-Leur stortte immers op diezelfde 13 mei even na negenen zo’n Fransman neer. Hebben de verschillende piloten en de boordschutter zich nog kunnen redden? Hopelijk zijn er in Hoeven nog mensen zijn die hier wél meer van weten!