
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De geallieerde vliegtuigen waren heel vaak bommenwerpers die bij bombardementsmissies op doelen in Duitsland geraakt werden door Duits afweergeschut (de zogenaamde Flak) of onderschept werden door Duitse jachtvliegtuigen (vooral ’s nachts, tijdens de zogenaamde Nachtjagd).
In Mill en Sint Hubert zijn tijdens de oorlog maar liefst veertien vliegtuigen neergestort dan wel vernield bij een noodlanding. Dat laatste heeft alles te maken met de vestiging van een geallieerd vliegveld, waarvan de bouw begon in januari 1945 en dat heeft gefunctioneerd tot half april van dat jaar.
Maar de eerste crash vond midden in de oorlog plaats, namelijk op 27 januari 1943. Op die dag werd rond 20.15 uur een Halifax II bommenwerper (registratienummer DT705, call sign MH-S) neergeschoten door een Duitse nachtjager van I./NJG 1. De brokstukken van het toestel kwamen neer in het gebied Vorleweg-Frederiksweg in Mill.
Het was een toestel van het 51 Squadron, gevlogen door F/Sgt. Frederick Howard Barrett (23), een Canadees. De bommenwerper was op missie naar Düsseldorf.
Vier bemanningsleden sneuvelden in deze crash. Behalve de piloot waren dat boordschutter Sgt. John Henry Brooks (26); navigator/bommenrichter Sgt. John Maxwell Iliff (31); en waarnemer Sgt. Charles Michael Page (19). Zij liggen begraven op het Britse oorlogskerkhof in Uden, graven 4 F 1-4.
De rest van de bemanning heeft de crash overleefd en is krijgsgevangen genomen. Dankzij Willy Sweens (zie hieronder) weten we dat een van die overlevenden boordwerktuigkundige Sgt. Jack D. Hardie uit Nieuw Zeeland was. Het Verliesregister van de Studiegroep Luchtoorlog vermeldt ook de andere overlevende bemanningsleden: dat waren navigator Sgt. G.J.E. Hextell en boordschutter P/O C.D. Farmer.
Iets later die avond stortte een andere bommenwerper van hetzelfde squadron neer in Boekel bij Huize Padua.
Enkele maanden later, op 12 juni 1943 stortte opnieuw een bommenwerper neer, een Lancaster II DS647 (call sign KO-N) van het 115 squadron. Ook nu weer was Düsseldorf het doel en werd het toestel in de nacht van 11 op 12 juni 1943 aangevallen door een Duitse nachjager, gevlogen door Maj. Werner Streib. Rond 2.15 uur stortte de bommenwerper neer in de Oranjeboomstraat in Mill.
De zevenkoppige bemanning heeft het niet overleefd. Ze bestond uit S/Ldr. Douglas Parr Fox DFC (23), piloot; Sgt. Peter Francis Nixon (23), boordwerktuigkundige; W/O Kenneth Loren Spring, navigator; F/Sgt. Philip Arthur Chapman (20), bommenrichter; F/Sgt. Alan Morton Johnson (20), radiotelegrafist/boordschutter; Sgt. Albert Derek Bulmer (21), boordschutter; F/Sgt. Alan Seblery Spires, boordschutter (onderscheiden met de Distinguished Flying Medal). Ze liggen allemaal begraven op het oorlogskerkhof van Uden. Bulmer in graf 5 H 9, Nixon in graf 5 H 10, Spring in 5 F 10 en de anderen in een collectief graf, 5 H 5-8. (Met dank aan Hans Ooms).
In september 1944 startten de geallieerden de operatie Market Garden om met luchtlandingstroepen de bruggen over Maas, Waal en Rijn in te nemen. Op zondag 17 september en maandag 18 september 1944 stortten in Mill twee geallieerde jachtvliegtuigen neer die bij de operatie betrokken waren. Zondag om 12.50 uur was het de Amerikaanse 1st Lt. D.R. Drysdale, die met zijn P-51D Mustang van 364FG/385FS crashte in de Voortsestraat. De volgende dag kwam er een Spitfire LF.IX (RK812) neer van 1FP (Ferry Pool) ATA (Air Transport Auxiliary). Dit luchtmachtonderdeel transporteerde vliegtuigen, en blijkbaar is er in de buurt van Mill iets misgegaan.
Daarna duurde het tot 1 januari 1945 voordat Mill weer werd opgeschrikt door neerstortende vliegtuigen. Op die dag begon de grootschalige Duitse Operatie Bodenplatte. De Luftwaffe zette bij deze actie tegen vliegvelden in Nederland, België en Frankrijk grote aantallen (jacht)vliegtuigen in. Twee daarvan stortten die dag bij Mill neer. Om 9.30 uur crashte Uffz. Paul Schneider met zijn Focke-Wulf Fw 190A-8 (werknummer 171605) van het 7./JG 6, na een luchtgevecht met een RAF-toestel boven Wallenhorst.
Vijf kwartier later crashte FhjUffz. Hans-Joachim Grell in een zelfde soort jachtvliegtuig van het 15./JG 3, aangeschoten door luchtdoelgeschut van 2874 Squadron op vliegbases Volkel. Grell stortte neer in de Koestraat. Beide piloten zijn omgekomen. Grell, geboren op 18 januari 1925 te Stralsund, rust op de Militaire Begraafplaats in Bonn-Beuel, graf I-96. Daar wordt echter als plaats van overlijden Siegburg aangegeven.
Paul Schneider staat nog steeds te boek als vermist. Maar op 9 maart 1950 is er een onbekende Duitse militair vanuit een veldgraf in Mill overgebracht naar de Duitse erebegraafplaats Ysselsteyn. Als datum van overlijden staat voor deze onbekende soldaat 1 januari 1945 genoteerd. Het vermoeden lijkt gerechtvaardigd dat het hier om Uffz Paul Schneider gaat. Begin jaren '60 zijn er pogingen tot identificatie en heridentificatie gedaan, maar die gaven toen geen uitkomst. Wellicht dat de Bergings- en Identificatie Dienst van de Koninklijke Landmacht met de huidige moderne DNA-technieken toch nog een positieve identificatie kan vinden. Het graf van “ein Deutscher Soldat” op Ysselsteyn is CH-8-188. We danken deze informatie aan Fred van de website Find a grave.
Op 8 februari 1945 kwamen de eerste Typhoons aan op vliegveld B89 te Mill. Een week later, op 14 februari 1945 om 14.15 uur, verongelukte de eerste daarvan, de PD550, call sign HE-H, gevlogen door F/O G.F. Gillman van 263 Squadron. Op 22 februari 1945 crashte een Typhoon IB van 257 Squadron, gevlogen door W/O W.H. Ewan om 17.45 uur bij de Gagelweg.
In maart en april 1945 volgende nog zeven noodlandingen/crashes op het vliegveld van Mill, meestal betrof het Typhoons (vijf), maar op 20 maart 1945 was het een P-51D Mustang (registratienummer FD481) van 268 Squadron, gevlogen door F/Lt. K.F.J. Parfitt en op 22 maart was het een Spitfire XI (registratienummer PM152) van 4 Squadron, gevlogen door F/Lt. P.M. Sims. Diezelfde dag, om 14.15 uur, maakte F/Lt. J. Hilton een crashlanding met zijn Typhoon IB (registratienummer RB500, call sign DP- ) van 193 Squadron. Op 26 maart deed F/Sgt. P.J. Culligan dat met zijn Typhoon (registratienummer PD501) van 266 Squadron.
Tussen 16 en 20 april vertrokken de Typhoons uit Mill, maar dat ging blijkbaar niet zonder ongelukken. Die eerste dag, 16 april 1945, verongelukten drie toestellen van het 193 Squadron, gevlogen door respectievelijk W/O W.L. Wheeler (registratienummer MN886, call sign DP- ), P/O J. Quigley (registratienummer MN895, call sign DP- ) en F/O J. Fishwick (registratienummer MN982, call sign DP- ).