
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Bij ons werden een aantal woorden gebruikt voor varkens. Meestal hadden ze het over vèrrekes. En laat het woord varken nou afkomstig zijn van het Latijnse porcus. Jaja, die boeren waren zo stom nog niet. Mijn moeder daarentegen bezigde vaker het woord köt, dat qua uitspraak dichter bij het Engelse woord cut komt dan bij ons indecente drieletterwoord. Moeders benaming gaat terug naar het Franse woord cochon, een woord dat noch een Latijnse noch een Germaanse of Keltische oorsprong heeft, maar waarschijnlijk een klanknabootsend Frans woord is dat tussen de elfde en dertiende eeuw in zwang raakte. Rare kuchende geluiden maakten die Franse varkens: coch coch. Knap, hè, van ons moeder? Sprak geen woord over de grens, was ook nooit verder gekomen dan Kevelaer en de zevende klas.
En dan hadden we natuurlijk ook nog het woord zog voor zeug. Je zou verwachten dat die naam wel eens wat met de taak van de zeug te maken zou kunnen hebben: het zogen van haar biggen. Maar nee, de etymologen zeggen dat het woord teruggaat naar het Latijnse sucula. Nader onderzoek lijkt aan te tonen dat zowel het woord zeug als het woord sucula met zogen te maken hebben. Het Latijnse woord sugere betekent zuigen en de stam van sucula is suge. Quod erat demonstrandum!
Tenslotte hebben we dan nog het woord bag voor big. Van dit woord gaat de herkomst niet verder dan de Germaanse talen uit de middeleeuwen. Het verkleinwoord dat mijn vader(uit NIstelrode) gebruikte was bègske, mijn moeders biggetje heette ’n bèigske, een welluidend woord.
Maar het leven van die roze bègskes ging niet altijd over rozen. Soms werd er een geplet door zijn eigen moeder. Of er was er eentje bij die zich voortdurend opzij liet zetten door zijn broertjes en zusjes. Dat gepeste biggetje mocht dan door een van de kinderen met de fles worden grootgebracht en uiteindelijk verkocht op de biggenmarkt.
Een veel erger lot trof de beerbiggetjes. Op een dag hoorde ik vanuit de achterstal – de neere noemden ze die bij ons thuis – een oorverdovend gegil. Alsof er een varken levend gevild werd. Toen ik ging kijken, zag ik mijn vader, gezeten op een stoel, met een beerbig tussen zijn benen geklemd. Met een klapscheermes zette hij doodgemoedereerd twee sneetjes in de balzak van het beestje, trok de balletjes eruit en sneed ze eruit. Dan legde hij zijn Solingen klapscheermes terzijde, doopte een penseeltje in een desinfecterende vloeistof en bestreek daarmee het operatiegebied. En vanaf dat moment was de big een barg. Zo’n 3.000 tot 4.000 jaar geleden castreerde men beerbiggen al onverdoofd. Vandaag de dag verdooft men met een lokaal spuitje vooraf en CO2 voor algehele verdoving. Ook deze methode is echter omstreden en zeer belastend voor de biggen. Het spuitje is zeer pijnlijk, voordat de verdoving werkt en CO2 geeft de big het gevoel dat ie stikt. Kortom, ook heel veel stress. De trend is nu om helemaal af te zien van castratie, ook al ontwikkelen sommige varkensberen een typisch berenluchtje in hun vlees.
Met mijn vader ben ik wel eens mee geweest naar de Ujese baggemèrt. Dan gingen we met de paardgetrokken platte wagen. Op de wagen stond een grote ovale, wilgentenen mand gevuld met wat stro en een toom roze biggetjes van een maand of drie. Op de markt liepen een heleboel boeren rond, veelal in het zwart gekleed en met een pet op het hoofd. Er werd wat op en neer gekletst, weggelopen en weer teruggekomen. Uiteindelijk werd de koop gesloten door middel van handjeklap. Aan het einde van de markt werd vaak nog een borreltje gedronken bij cafés gelegen aan de markt. Het was een wonderlijke grotemensenwereld waar ik niet veel van begreep.
Tenslotte nog een prachtig Brabants gezegde, geheel op eigen risico te gebruiken als je iemand tegenkomt die aartslelijk is:
“As ouwe kop op n vèrreke stond,’zun ze zegge, ‘t bisje is ziek!”
Meer verhalen van Cor Dekkers over het leven op de boerderij? Klik hier