Locatie: | Oploo, Sint Anthonis en Ledeacker |
---|---|
Tags: | Beroemd en berucht Oploo, Sint Anthonis en Ledeacker |
vertelde op 22 november 2013 om 12:10 uur
Pastoor Van Delft was vooral literair kunstenaar en kunstminnaar. Hij had in St. Anthonis meer invloed dan de burgemeester of de hoofdonderwijzer, maar toch was hij niet autoritair. Hij werd geboren op 14 september 1876 in Tilburg en tot priester gewijd op 17 juni 1905.
Zijn carrière liep via een assistentschap in Rosmalen in 1907 en kapelaansfuncties in Lage Zwaluwe in 1910 en Geldrop in 1920 naar het pastoorschap van St. Anthonis. Hij werd dat op 10 juni 1927 en hij zou dat 29 jaar en één maand blijven: op 10 juli 1956 deed hij afstand van het pastoorschap. Hij overleed ruim twee jaar later, op 24 juli 1958.
Zijn belangrijkste erfenis vinden we in de kerk van St. Anthonis in de vorm van de glas-in-loodramen van Henri Jonas in het koor. Het raam aan de rechterkant van Jan Asperslag en links van rector Egbert Dekkers (die ook de kruiswegstaties schilderde) worden niet door iedereen mooi gevonden, maar zijn wel origineel gekozen.
De literaire nalatenschap van pastoor Van Delft is zeer omvangrijk, met als hoogtepunt de eerste passiespelen van Tegelen uit 1931. Reeds in 1911 begon hij met artikelen in De Katholiek (jrg. 140) over Johannes XXI. Vervolgens schreef hij in 1913 “Doeken van Jezus” en in 1916 een recensie over “Saul en David”. In De Beiaard 1 (1916) schreef hij boekbesprekingen over Edward Verkade, J. Perk en H. van Eerenbeemt. In De Beiaard 5 (1920) verscheen een artikel van zijn hand over Dante als vrijmetselaar en in vervolg hierop zijn “Dante studies” in De Opgang (1921).
Die “Dante studies” werd een zeer grote artikelenreeks van 37 bladzijden. Daarnaast schreef hij onder meer enkele kleine boekjes. Hij had vele literaire vrienden, onder wie Anton van Duinkerken (professor Asselbergs), Verhoeven etc.
Toen zijn gezondheid achteruitging, werden zijn - altijd lange - preken in de kerk onverstaanbaar. Jo Bombeek, kosteres, klokkenluidster en huishoudster verzorgde hem goed, samen met Mina. Tijdens de mis vroeg zij eens aan mij (ik was op dat moment misdienaar): “Kees, zeg jij nog eens dat hij zijn neus moet afvegen!” Pastoor noemde mij trouwens “de strop van St. Tunnis” en daar had hij natuurlijk gelijk in...
Reageer op dit verhaal