
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De Engelsen eten wat wij de koeien voeren zelf en noemen de knollen turnips. Ze zijn erg gezond: ze verlagen onze bloeddruk, beschermen het hart, voorkomen kanker, remmen ontstekingen, bevorderen een goede spijsvertering en ze zijn pisafdrijvend. Toch niet zo stom van die Engelsen, after all!
Als kinderen “jatten” wij vaak pisknöllekes voor eigen consumptie. Als je ze uit de grond trok, zat er vaak zand aan, maar dat kreeg je er gemakkelijk af door ermee door het loof van de andere knollen te slaan. Omdat de schil een enigszins radijsachtige smaak had, schilden we de knollen meestal met onze tanden. Dat heette in ons dialect blèkken. Wat overbleef was een heerlijk frisse dorst- en hongerlesser.
In mijn jeugd werden die pisknollen handmatig geoogst. Er waren nog geen rooimachines, wel veel kinderen. Dan is de som gauw gemaakt. Mijn vader zette, om in groentetermen te blijven, zijn spruiten, in om niet alleen op eigen land maar ook bij andere boeren pisknollen te plukken. Wat ie daarvoor beurde, weet ik niet, maar ons loon was zeer teleurstellend, waarover later meer.
Ongeveer tweehonderd meter van ons vandaan woonden Jan en Dien Verwegen. Jan was een kleine magere man die ik me vooral herinner als een boer die totaal niet met paarden, of in elk geval niet met zijn paard, om kon gaan. Als hij aan het ploegen was, hoorde ik Jan vele malen tegen zijn paard schreeuwen: “Vooruit! .o.verdomme vooruit!”. De intonatie van deze uitroep was, per lettergreep, als volgt: laag – hoog – hoog - laag - hoog – hoog - hoog – laag. Hardop uitspreken maakt duidelijk hoe dit klonk. Zijn gevloek maakte bijzonder weinig indruk op zijn paard en dat was wel komisch.
Eén van onze katten vond de boerderij van de Verwegens uiterst nuttig als ze weer gejongd had. Omdat wij niet van de jonge katjes konden afblijven op onze eigen hooizolder waar ze gejongd had, sjouwde moeder de kat alle poesjes één voor één naar de hooizolder van Verwegen. ’n Week of zes later kwam ze weer terug, gevolgd door een stuk of vier, vijf dartele beestjes.
Terug naar de knollen. De winters waren toen veel langer en kouder dan nu. Plukken deed je met je blote handen. Na verloop van tijd kreeg je pijn in je rug van het langdurig krom staan en werden je handen koude ijsklompen, waarmee je nauwelijks nog knollen uit de grond kon trekken. Je voeten kon je nog wel warm houden in klompen waarin je een laagje stro als isolerende steunzool propte voor je erin stapte. Wat een verademing als het schafttijd was en we in Diens keuken aan konden schuiven om te eten. Pannekoeken! Heerlijk! Dat dachten we althans, want ons moeder bakte altijd mooie lichtgebruinde flensachtige pannekoeken met soms wat appel of spek erin of suiker, boter of stroop erop. Ze moest er wel wat tijd vooruittrekken om twaalf hongerige monden te voeden. Met Dien Verwegen aan het fornuis, echter, kwamen we van een koude kermis thuis. We kregen elk slechts één pannekoek. Dat was meer dan genoeg, want die was wel een centimeter dik, nauwelijks gaar en zo melig dat je er je buik vooral figuurlijk vlug vol van had. Het was nog bijna erger dan die knollen plukken!
Meer verhalen van Cor Dekkers over het leven op de boerderij? Klik hier