
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Van der Aa roemde in het midden van de negentiende eeuw al de “goede weilanden, vele bosschen en aangename, met hout beplante, wegen en wandellanen” van de gemeente, alsook de “vele fraaije buitenplaatsen, met aangename tuinen, schoone bosschen en landerijen, zoals Zegenwerp, Haanwijk, Nieuw-Herlaar, Overkerk, de Groote-Ruwenberg, de Kleine-Ruwenberg, de Brouwmeer en anderen”.
De naam Sint-Michielsgestel bestaat uit twee delen, waarvan het tweede deel (gestel) zelf ook weer uit twee delen is samengesteld. Het gaat om het woord ‘geest’ dat (hoger gelegen) zandgrond betekent, en ‘loo’ dat bos betekent.
Op deze gestel of “hoge zandakker in het bos” waarop de eerste kern van Sint-Michielsgestel is gevestigd (op de plaats van het huidige Petrus Dondersplein), stond al heel vroeg een kerk, gewijd aan de aartsengel Michaël.
De plaatsnaam Gestel/Gastel komt veel voor in Brabant. Voor het onderscheid tussen al die gelijknamige plaatsen was een kerkpatroon dan ook een handige toevoeging.
Dat de H. Michaël al heel lang de patroonheilige van de kerk moet zijn geweest, kunnen we afleiden uit het feit dat de cijns (een belasting) op de gemeenschappelijke gronden al sinds de middeleeuwen op Sint Michielsdag (29 september) betaald moest worden.
Op 16 juli 1817 verleende de Hoge Raad van Adel de gemeente een gemeentewapen met de volgende omschrijving: "Van lazuur [=blauw], beladen met een engel, staande op een draak, houdende in deszelfs regterhand een kruis, waaraan is hangende Gelderland, en in de linker een schild, alles van goud."
Dat wapen is ontleend aan de voorstelling op het 17e-eeuwse schependomszegel van Sint?Michielsgestel. De schepenbank van Gestel-Herlaer (de heerlijkheden Herlaer en Gestel vormen de kern van Sint-Michielsgestel) is bekend sinds 1336, en zegels van die schepenbank kennen we sinds 1386. Na 1400 komt alleen nog de naam Sint-Michielsgestel voor.
De oudere schepenzegels laten de H. Michaël zien die een draak doorsteekt. Rechts van de heilige staat een schild met drie hoorns en een barensteel, waarboven een zespuntige ster. Dat is het wapen van de familie Horne-Perwijs, die vanaf 1314 Heren van de heerlijkheid waren. De ster boven het schild werd vanaf 1419 gevoerd.
In 1618 werd een nieuw zegel gesneden, dat eveneens de aartsengel laat zien. Het schild was nu echter dat van Hendrik, graaf van den Bergh (toen heer van Sint-Michielsgestel). In 1815 stuurde de burgemeester dit zegel in, waaraan de Hoge Raad de rijkskleuren (blauw en goud) gaf. Het wapenschildje met de leeuw werd weliswaar omschreven als ‘Gelderland’, maar de toegepaste kleuren waren die van Holland (terwijl het dus eigenlijk ‘Bergh’ had moeten zijn).
Na de oorlog vroeg het gemeentebestuur een zogenaamde wapenherziening aan, die op 2 oktober 1947 bevestigd werd. De beschrijving van het nieuwe wapen was nu:
"Gedeeld : I in lazuur een kruis van zilver, II in goud een beurtelings gekanteelde dwarsbalk van
keel, het schild gedekt door een gouden kroon van 3 bladeren en 2 parels. Als schildhouder, ter rechterzijde van het schild staande, de aartsengel Michael met gelaat en handen van natuurlijke kleur, zwarte maliënkolder, waarvan de benedenhelft bedekt met een wit opperkleed, het hoofd gedekt door een zilveren helm, houdende in de rechterhand een vlammend zwaard met de punt naar beneden gericht, terwijl de linkerhand het schild vasthoudt."
In dit wapen is het linkerdeel (rechts voor de kijker) ontleend aan het oorspronkelijke familiewapen van de heren van Herlaer, terwijl de aartsengel gesymboliseerd wordt door de schildhouder en het kruis. Dit “oude” gemeentewapen is na de herindeling het officiële dorpswapen van de kern Sint-Michielsgestel geworden.
De archeologie heeft de bewijzen opgeleverd dat binnen het Gestelse grondgebied al heel lang gewoond wordt. Bij de Wielse Hoeven onder Gemonde is een prehistorisch grafveld ontdekt. Verschillende vondsten op Zegenwerp, Ruimel en Halder maken duidelijk dat hier ook in de pre-Romeinse en Romeinse tijd al gewoond werd en zeker niet door de eersten de besten! Te Ruimel is namelijk een Romeins wij-altaar gevonden met een inscriptie die laat weten dat het altaar is opgericht door Flavius, de “summus magistratus civitatis Batavorum”, ofwel de hoogste magistraat van de gemeenschap der Batavieren.
Sint-Michielsgestel is altijd een voornamelijk agrarische gemeenschap geweest. De aanwezige nijverheid hing ook sterk samen met de landbouw: enkele korenmolens en een aantal bierbrouwerijen. Speciale vermelding verdient het experiment van Hipolithe Berail om een zijderupskwekerij te beginnen en te exploiteren op de Kleine Ruwenberg.
Het inwonertal van Sint-Michielsgestel is in verhoudingen tot de omringende dorpen altijd behoorlijk geweest. In de zeventiende en achttiende eeuw schommelde het aantal inwoners tussen de 1.400 en 1.900, maar het dorp ging tenslotte de negentiende eeuw in met meer dan 2.000 inwoners.
Na het midden van de eeuw steeg dat aantal al tot boven de 3.000 en nog vóór de eerste wereldoorlog werd het aantal van 4.000 bereikt. Na de Tweede Wereldoorlog groeide het aantal inwoners sneller. In 1968 werd de 10.000ste geboren: Anita Kuijpers, dochter van de postbesteller. Daarna vlakte de groei een beetje af: bij de opheffing van Sint-Michielsgestel in 1996 had de gemeente ruim 12.500 inwoners.
Sint-Michielsgestel heeft een flink aantal kasteeltjes gekend, waarvan de meeste echter aan het eind van de achttiende eeuw of in de loop van de negentiende eeuw (grotendeels) zijn gesloopt. De namen leven voort in de buitenhuizen die ervoor in de plaats zijn gekomen en in de instellingen die zich daarin gevestigd hebben.
Het vermoedelijke stamslot van de familie Herlaer, de eerste heren van Gestel, was kasteel Oud-Herlaer dat al bestond vóór 1300. Het kasteel is in 1736 afgebroken en vervangen door een boerderij. Kasteel Nieuw-Herlaer is niet zoveel nieuwer als de naam zou doen vermoeden. Het kasteeltje dateerde vermoedelijk van rond 1300. Op de toren na werd het in 1791 afgebroken. Er kwam een buitenhuis voor in de plaats.
Zo verging het ook kasteel Zegenwerp. Gebouwd vóór 1306 werd het grotendeels afgebroken rond 1800. Kasteel de Grote Ruwenberg dateert van iets later, waarschijnlijk van voor 1400. Het werd in 1421 voor het eerst genoemd. Ook dit kasteeltje viel rond 1800 onder de slopershamer, die slechts de toren ongemoeid liet. Aan het eind van diezelfde vijftiende eeuw wordt het adellijk huis De Brouwmeer genoemd. Het is ergens tussen 1850 en 1875 afgebroken.
De Kleine Ruwenberg is van veel later: het moet rond 1532 gebouwd zijn. In 1842 brandde het volledig af, waarna er een herenhuis voor in de plaats kwam. Kasteel Haanwijk stamt net als de Kleine Ruwenberg uit de zestiende eeuw. Ook dit kasteeltje ging er rond 1800 aan. En dan kennen we uit de geschiedenis nog het zeventiende-eeuwse slotje De Muggenheuvel. En ook dit is aan het eind van de achttiende eeuw gesloopt.
In Nieuw-Herlaer was vanaf 1799 het Groot Seminarie (de priesteropleiding) van Den Bosch gevestigd. In 1840 kreeg het kasteel een nieuwe bestemming, namelijk als Instituut voor Doofstommen. Op 30 september van dat jaar kwamen 46 dove leerlingen van Gemert via de trekschuit over de Zuid-Willemsvaart naar Sint-Michielsgestel. Dat was het begin van de ontwikkeling van een instituut waarmee Sint-Michielsgestel landelijk bekend is geworden.
Na het vertrek van het Doveninstituut naar een grotere behuizing, vestigden zich er uiteindelijk de Zusters van de Congregatie der Dochters van de Goddelijke Heiland uit Wenen.
De Grote Ruwenberg werd in 1833 aangekocht door Mgr. Den Dubbelden, Apostolisch Vicaris van ’s-Hertogenbosch (de bisschoppelijke hiërarchie was nog niet hersteld in Nederland). Hij nam er zijn intrek. Na zijn overlijden in 1851 namen de Fraters van Tilburg op verzoek van de nieuwe Apostolosich Vicaris, Mgr. Zwijsen, het huis over en vestigden er in 1852 een Jongensinternaat. Zo’n zestig jongens bereidden zich daar voor “tot hogere geestelijke studiën of tot andere maatschappelijke betrekkingen”. Het ging om jongens tussen de zeven en twaalf jaar oud, die min of meer voorbestemd waren het Klein (en wellicht ook het Groot) Seminarie te gaan volgen.
Het Gestelse landgoed Beekvliet bood vanaf 1817 onderdak aan het Klein Seminarie, de vooropleiding tot de priesteropleiding. Daarvóór was dat twee jaar lang gehuisvest geweest in het landhuis Veebeek te Berlicum. Al meteen was het landhuis te klein: in de jaren 1817-1821 werden er aan de westzijde, en in 1823 aan de oostzijde nieuwe gebouwen opgericht. Die uitbreidingen zouden de gehele negentiende eeuw doorgaan.
De Kleine Ruwenberg was in de negentiende eeuw grotendeels het domein van Hipolithe Berail, die er een boomkwekerij had, de zijdeteelt beoefende en allerlei landbouwvindingen produceerde.