skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Slecht huwelijk eindigt giftig

“Die soep van jou smaakt naar luciferkoppen.” Dat waren op maandag 27 maart 1893 zo’n beetje de laatste woorden van Martinus Verhoeven (51) uit Langenboom tegen zijn vrouw Johanna.

Hij werd zo ziek als een hond en ging naar zijn buurman, Gerrit Jansen. “Ze heeft me vergiftigd”, zei hij. Aan het eind van de week, op de 31e, blies hij zijn laatste adem uit. Dat bord soep, naar alle waarschijnlijkheid vergiftigd,  betekende het einde van zijn leven, maar ook van een ongelukkig huwelijk.

Geen moetje

Laten we er maar vanuit gaan dat het ooit beter was. Dat veertien jaar eerder, op 20 april 1879, toen de 26-jarige dienstbode Johanna van Dinter uit Ledeacker ja zei tegen de 37-jarige arbeider Martinus uit Escharen, alles nog koek en ei was. Hun huwelijk was geen ‘moetje’: hun eerste kind kwam keurig een jaar na de trouwerij ter wereld. Het pas getrouwde stel woonde aanvankelijk in bij de ouders van Martinus in Escharen, maar verhuisde later naar een huisje in de Graspeel in Langenboom, dat toen nog bij de gemeente Escharen behoorde.

Het werd echter geen gelukkig huwelijk. Martinus klaagde er regelmatig over. Tegen boer Jan Willemse liet hij zich ontvallen dat “als Onze Lieve Heer er niet  tussenkomt, dan zal ik van armoe sterven”. Hij had Willemse zelfs eens gevraagd om hem maar als ‘gek’ aan te geven bij de burgemeester. Elke uitweg uit dat onder een slecht gesternte gesloten huwelijk zou hij aangrijpen.

Wel zeven keer zwanger

Opmerkelijk genoeg wisten de twee ongelukkig gehuwden elkaar ’s nachts in de echtelijke sponde nog wel te vinden. Zeven keer raakte Johanna zwanger. Haar vierde kind, een jongetje, werd maar twee maanden oud. Zelfs in de week dat het soepdrama plaatsvond, was Johanna nog maar net uit het kraambed. Op 10 maart, dus nog geen drie weken eerder, had ze een kind van Martinus gebaard dat echter levenloos ter wereld was gekomen.

Waar Martinus op hulp van buitenaf of van boven zat te wachten, daar leek Johanna het heft in eigen handen te nemen. Als ze haar man weleens wat te eten bracht op zijn werk, dan was het vaak niet gaar en zonder zout. Hoogzwanger stond ze eind januari in Den Bosch bij de rechtbank. Ze had Martinus dusdanig mishandeld dat de rechters haar een celstraf van acht dagen oplegden. Een straf die ze niet heeft uitgezeten, vermoedelijk vanwege haar zwangerschap.

Vlammetjes boven de soep

Die bewuste maandag moest Martinus na de maaltijd overgeven, maar het gif had blijkbaar zijn plek al gevonden. Hij was ervan overtuigd dat zijn vrouw zwavel in de soep had gedaan. Tegen de dokter zei hij dat hij zelfs vlammetjes boven de soep had zien dansen en tegen Jansen had hij eerder al gezegd dat hij in de winter in zijn pruimtabak luciferkoppen had gevonden.

De marechaussee werd gewaarschuwd en een dokter. De laatste kon weinig meer uitrichten, de eerste zette de vrouw achter tralies. De soep was er niet meer, dus veel bewijsmateriaal was er niet. De doktoren die Martinus’ lichaam opensneden, troffen in de darmen vluchtige resten van fosfor aan, maar durfden niet met zekerheid te stellen dat het niet het gevolg was van het normale rottingsproces. Op zaterdag 24 juni was de rechtszitting in Den Bosch. Twaalf getuigen verklaarden dat het een slecht huwelijk was. Veldwachter Lambert Derks zei dat hij een keer langs het huis was komen lopen en toen de vrouw had horen zeggen: “Je wil niet dood, maar ik zal je toch wel kapot krijgen.” Ondanks het zware vermoeden dat Johanna een gifmengster was, vonden de rechters het bewijs daarvoor niet geleverd. Johanna werd vrijgesproken. Ze verhuisde naar Schijndel, waar de weduwe in 1944, op 91-jarige leeftijd, stierf.  

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).

Reacties (3)

Klaas de Graaff zei op 9 juni 2020 om 11:47
Vreemd dat de rechters haar vrijspraken en dat de Officier van Justitie niet in hoger beroep ging. Andere gifmoorden zelfs voor die tijd liepen wel uit op een veroordeling.
Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 10 juni 2020 om 09:38
Dat is inderdaad opmerkelijk, Klaas. Kennelijk was het bewijs niet genoeg zwaarwegend?
Jack Renders zei op 26 april 2023 om 21:20
Gelukkig dat er in die tijd al RECHT gesproken werd. Geen Puttense moordzaak dus of Lucia de B.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen