Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Terras van een café-restaurant, met tekenende kunstenaar, Johan Braakensiek, 1889 |
Na nogal wat potten bier gedronken te hebben, is hij met een zekere Jannen Peeters en Merten Adriaens de herberg uit gelopen en ze hebben voor de deur over allerhande zaken staan praten. Op dat moment passeert Augustijn Peters de Wit de herberg en stapt er naar binnen. Hugo ziet dat en vertoont zich niet meer voor in de herberg, want hij kent zijn pappenheimers. Achterom schiet hij weer naar binnen, maar blijft veilig in het achterhuis zitten.
Augustijn is een oom van hem en momboir (voogd) van Agnes, de dochter van zijn broer Nicolaas Spierinck. Tussen hen bestaat een stevig meningsverschil over de pacht van een huis en landerijen. De waardin loopt ineens op Augustijn af en verzoekt hem de herberg te verlaten en vertelt erbij, dat Hugo in het achterhuis blijft zolang hij hier zit. Hij belooft haar zo spoedig mogelijk te vertrekken maar zegt: “Ick sal gaen maer laet my noch eens drincken”. Ze biedt hem nog wat bier aan en even later verlaat hij de herberg en neemt een, bij de buitendeur staande, knevelstok mee, die toebehoort aan een van de gasten.
Hugo zit nog in het achterhuis en hoort Augustijn roepen: “Ghy schelm, compt er nu vuyt, waer es die ghene die my verdryft”. Hij gaat achteruit, pakt zijn otterstok en eenmaal bezijden het huis komt het tot een vechtpartij. Augustijn stond ‘op den damme’ en Hugo onder aan de dam bij een stuk griend van wilgenhout. Augustijn legt aan om zijn tegenstander van het leven te beroven, maar die is net iets sneller en geeft hem een steek in zijn buik, juist boven zijn navel, waaraan het slachtoffer daags daarna rond vijf uur ‘s middags overlijdt.
Wat er met Hugo precies gebeurd is, wordt niet helemaal duidelijk, maar de akte vervolgt met het bericht dat hij inmiddels al ruim zes maanden gevangen zit te Deurne en wordt vastgehouden door Heer Jan van Doerne, vanwege ontoelaatbare praktijken tijdens zijn zakenreizen. Zo zou hij de heerlijkheid Deurne ‘bepant ende beleendt’ hebben. Omdat Hugo vanwege zijn rondreizend bestaan beschikte over een sauvegarde of vrijgeleide vecht hij de arrestatie door de Heer van Deurne aan en protesteert min of meer tegen de gang van zaken, als zou zijn gevangenschap onrechtmatig zijn. Hij stuurt daarover een request in aan de Raad van Brabant in Brussel en bepleit daarin, dat men de Jonkheer van Deurne opdracht moet geven hem uit zijn gevangenschap vrij te laten.
Er volgt een juridisch steekspel en Jan van Doerne stuurt een rescriptie in, waarin hij natuurlijk zijn recht tot arrestatie verdedigt. Hoe het precies afloopt met die juridische kwestie is niet geheel duidelijk, maar ‘het oitmoedelyck bidden’ om gratieverlening, wordt uiteindelijk wel gehonoreerd.
Deze bijdrage van Henk Beijers maakt onderdeel uit van een serie korte verhalen over 16de – en 17de – eeuwse Brabanders, ontleend aan de Remissieboeken uit de Rekenkamer Delen van het Algemeen Rijksarchief Brussel
RANB - toegangsnummer 1107 inventarisnummers 645 - 663 periode 1556 – 1648 (647.4.102 – september 1565).