Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Het was 1833 in het Brabantse dorp Schaijk. Op 26 mei beviel Gertruij Bloemers van een zoon met de naam Jacobus. De vader van het kind was onbekend en zodoende ging de kleine Jacob door het leven als onwettig kind, met de achternaam van zijn moeder.
Jacobs jeugd was verre van rooskleurig want Gertruij leek niet om te kijken naar haar kind, waardoor grootmoeder de verzorging op zich nam. Grootvader Petrus Bloemers was kort na de geboorte van Jacob overleden en zodoende nam de 67-jarige spinster hem alleen onder haar hoede. Het losbandige leven van dochter Gertruij en het overlijden van haar man waren niet haar enige zorgen, want in 1839 overleed ook haar zoon Simon. Toen Jacob oud genoeg was, ging hij werken als knecht bij het gezin Schuts en grootmoeder verhuisde naar haar oudste dochter Petronella die woonachtig was in Grave. Ze zou in 1848 aldaar overlijden.
Na te zijn bevallen van nog een buitenechtelijk kind - dat vlak na de geboorte sterft in 1836 - en nog een bevalling van wederom een onbekende vader in 1838, huwde Gertruij toch nog met de vader van haar laatste kind. Het gezinsleven was voor Gertruij van korte duur, want binnen een tijdsbestek van twee maanden stierven eerst haar dochtertje van negen maanden oud en vervolgens haar echtgenoot. Gertruij ging over tot bedelarij en landloperij. In 1847 werd ze veroordeeld en naar een dwanggesticht in het Drentse Veenhuizen verbannen.
Gertruij leefde in het dwanggesticht onder strakke regels, orde en tucht bepaalden er het leven van de patiënten. Ze sliepen in hangmatten die overdag aan het plafond werden gehesen om werkruimte te creëren. Werken op het land, in de fabriek en in het gesticht werd afgewisseld met rust en reinheid. Tien jaar lang tracht de Maatschappij van Weldadigheid haar te heropvoeden, maar ze zou in 1857 overlijden in de dwangkolonie. Ze werd begraven op de katholieke begraafplaats, een paar kilometer buiten het gesticht. Een grafsteen, laat staan een grafkist, was er niet en door ruimtegebrek werden de lichamen zelfs boven elkaar begraven.
De situatie in Schaijk was misschien nog wel schrijnender. Overstromingen en een epidemie veroorzaakten mislukte oogsten, honger en armoede. Veel Schaijkenaren zochten hun geluk elders en vertrokken in grote groepen naar andere delen van de wereld. Jacob werd in 1852 ingeloot bij de nationale militie, er stond hem een diensttijd van vijf jaar te wachten. Het is onduidelijk of Jacob zijn tijd bij de militie heeft volgemaakt, het register betreffende zijn loting is het laatste spoor op Nederlandse bodem.
Jacob nam op een gegeven moment het besluit om te vertrekken. De armoedige omstandigheden die gepaard gingen met hongersnood, het vertrek van vele andere Schaijkenaren, het ontbreken van familie en het gegeven dat zijn moeder in een dwanggesticht zat, zouden alle motieven kunnen zijn voor zijn vertrek. Niemand in Schaijk zou ooit nog iets van hem horen.
6.477 kilometer verwijderd van het Brabantse Schaijk, in de uitgestrekte prairies van Wisconsin, ligt het kleine dorpje Oconto aan een baai van Lake Michigan. Het is hier, in het jaar 1857, dat Jacob zich vestigde als boer op het platteland van de Verenigde Staten. Een nieuwe kolonist in het land van de onbegrensde mogelijkheden. Het geluk in Amerika leek voor Jacob van korte duur. Hij huwde en kreeg een kind, maar helaas stierven zowel zijn vrouw als zoon in februari 1869. Met zijn tweede vrouw, nota bene een Schaijkse die later ook de overtocht had gemaakt, kreeg Jacob alsnog zeven kinderen. De ‘Bloomas family’ had een boerderij op het platteland van Wisconsin, waar naast Jacob, zijn vrouw en kinderen ook een knecht woonde en werkte. Later werd een stuk land aangeschaft in het dorp. Het gebied dat Jacob kocht, stond in Oconto nog lang bekend als de ‘Bloemers Addition’, een echt stukje Schaijkse geschiedenis in Amerika, liggend tussen Main Street en Chicago Street.
Een voor een waaiden de kinderen uit en verspreidden zich over de Verenigde Staten, van Wisconsin tot Oregon. Jacob overleed in 1906 na maag- en darmproblemen die hij had sinds Thanksgiving. De kleine Jacob van 6 jaar oud in 1839, die alleen in Schaijk woonde met zijn oude oma is uiteindelijk veranderd in de oude Jacob die een nieuw leven begon door zich te storten in een avontuur dat hem een gezin en hopelijk meer geluk kon bezorgen. Daarin is hij geslaagd.
Met dank aan:
Willem Keeris
Oconto Historical Society