Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Maar de term “zalmvisserij” geeft toch een wat eenzijdig beeld van de visserij hier: in het algemeen werd er gevist op trekvis. Trekvis, of anadrome vis, zoals hij ook wel genoemd wordt, leeft op zee en zwemt ieder jaar de grote rivieren op om bovenstrooms te paaien. En dat deden niet alleen de zalm, maar ook houting, steur, elft en fint. En ook daarop visten de Woercummers.
Daarnaast werd er ook wel gevist op standvis, de vis die het hele jaar voorkomt: spiering, witvis, bot en paling. Witvis is de verzamelnaam voor lichtgekleurde karperachtigen, zoals voorns en brasem.
De vangst van trekvis, die het meeste opbracht, schommelde nogal in de negentiende eeuw. Rond 1850 is de vangst van zalm, elft en fint niet erg goed, maar vanaf 1875 beginnen de opbrengsten te stijgen. Het jaar 1885 was een topjaar voor de zalm: er werd toen zo’n 900.000 kilo, dat zijn circa 125.000 vissen, gevangen.
Dat betekende overigens niet dat de zalmvissers er financieel veel beter van werden. Niet alleen zakte de prijs naarmate de aanvoer groter werd, ook het aantal vissers nam snel toe. Waren er in Woudrichem in 1850 nog maar 80 vissers, in 1880 telde het stadje er al 300. Per individuele visser veranderde er economisch gezien dus niet zoveel.
Dankzij die topjaren ging het echter snel bergafwaarts met de zalm: rond 1900 werden er nog maar 20.000-25.000 zalmen op de visafslag aangebracht, en in 1930 waren het er nog maar enkele honderden. Ook de elft verdween na 1910 bijna geheel. Alleen de fint heeft het nog tot rond 1950 volgehouden.
Voor zover de Woudrichemse vissers in hun jacht op de zalm niet uitzwermden over de grote rivieren, tot ver in Duitsland, vonden ze werk bij de zalmzegenvisserij op de Spieringplaat bij Werkendam of de Staatsvisserijen bij de Kop van ’t Land (Noordwal en Zuidwal). Maar zoals gezegd, ook deze zegenvisserijen stopten eind jaren ’20, begin jaren ’30, omdat er nauwelijks meer zalm gevangen werd.
Bij de atlantische steur was het al eerder misgegaan. Hoewel ook Woercummers af en toe een steur in hun netten verstrikten, waren het met name vissers uit Drimmelen, Moerdijk en Werkendam die tussen half mei en half augustus het Hollands Diep optrokken om deze bijzondere vis te vangen, vooral vanwege de kaviaar.
Na 1850 daalde de vangsten sterk van enkele honderden naar enkele tientallen per jaar. Tussen 1880 en 1900 ving men gemiddeld nog maar elf steuren per jaar. Na 1920 verdween de steur nagenoeg geheel. De laatste twee steuren werden in 1952 gevangen.