

- de pachtovereenkomst moest 'op straffe van nietigheid' schriftelijk worden aangegaan;
- de pachtrechter bij de kantongerechten en bij het Gerechtshof te Arnhem, moesten de verplichtingen van pachter toetsen;
- een tussentijdse wijziging van de bepalingen in de pachtovereenkomst werd mogelijk;
- pachtovereenkomsten golden voor onbepaalde tijd, slechts bij uitzondering was een termijn van 1 tot 3 jaar mogelijk.
- men kon schriftelijke vastlegging van een mondeling aangegane pachtovereenkomst vragen bij de grondkamers;
- de toetsing van de pachtovereenkomsten werd voortaan door de grondkamers verricht;
- de pachtovereenkomst moest worden aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk twaalf jaar voor een 'hoeve' en zes jaar voor 'los land';
- naast de grondkamers bleven de pachtkamers bij de kantongerechten en bij het Gerechtshof Arnhem bestaan.
- de regeling van het rechtsgebied en de standplaats van de grondkamers (Koninklijk Besluit van 20 maart 1958, Stb. 65);
- het Reglement voor de grondkamers en de Centrale grondkamer (Koninklijk Besluit van 19 april 1958, Stb. 193);
- het Reglement voor de pachtkamers (Koninklijk Besluit van 21 april 1958, Stb. 198);
- het Tariefbesluit Pachtwet (Koninklijk Besluit van 19 december 1962, Stb. 545).
Kenmerken
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.
Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.