Notaris-, schepen- en andere akten

17 Rekest van de regenten van Valkenswaard en Aalst in kwartier Kempenland met verzoek om een reële omslag te mogen doen; gevolgd door een identiek verzoek door de regenten van Drunen in kwartier Oisterwijk

18 Missive van Hertell de directeur generaal der fortificaties geschreven te ’s-Hertogenbosch aangevende dat het water rondom de stad hoog staat en in overleg met directeur generaal Bruen is besloten gouverneur van de stad de generaal Prins van Holsteinbeek aangeschreven zal worden aan te geven wanneer het water is gezakt zodat met vrucht een visitatie kan geschieden

19 Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant Van Borssele van der Hooghe op een rekest van de gecommitteerden en geërfden van de polder van het Laag Hemaal Kessel Maren en Alem over een verdrag met de crediteuren

20 Rekest van Barbara van Scherpenzeel Vrouwe Vrouwe van de heerlijkheid Mierlo in kwartier Peelland te kennen gevende dat zij op 20 november 1710 zich heeft gewend tot de Ed: Mog: via een rekest met het verzoek de aanstelling van schoolmeester koster en voorlezer over te laten aan haar geliefde maar op de 29e daarop volgende liet de Raad weten niet te willen ingaan op dat verzoek omdat dit ambt niet behoorde onder de heerlijkheid [lees: heerlijke rechten], maar dat zij toen als bewijs van haar recht enige stukken heeft overlegd die als basis [fundament] konden dienen van haar recht mede verwijzend naar originele brieven van 20 juni 1563 dat aan haar rekest was toegevoegd, waaruit duidelijk werd dat de aanstelling van dit ambt altijd in handen is geweest van de Heer van Mierlo met bijeenroeping van de pastoor en de schepenen en zonder dat de Hertog van Brabant hiermee bemoeienis had of iemand namens hem; voorts haalt ze een extract aan uit een in het latijn geschreven brief dat het jus patronatus op de Heren van Mierlo altoos aan hen heeft toebehoord en dat op basis van religieuze motieven de Heren destijds aan de abt van Tongerloo hebben gelaten de zorg voor de pastoor en de tienden van Mierlo en ten dien einde donaties hebben gedaan en liberaliteiten hebben geëxerceerd doch dat de zorg voor de kosterij en de school aan de Heren van Mierlo is gebleven, zoals ook blijkt uit een rekest waarin haar voorgangers in het jaar 1617 op een onrechtmatige wijze ‘zijn gestooten uit de possessie van de voors. heerlijkheijt en dat sedert die tijd de beweging van ’t voors: ampt benefitien en andere regten zo wel als de geheele heerlijkheit en ’t geene daervan dependeerde buiten de bestiering van de suppliante en haere voorsaten is geweest, dog dat het selve de suppliante niet heeft konnen prejudiceeren,