1903 verzoek van het College Sint-Oedenrode om een vergunning te verlenen tot uitoefening van den kleinhandel in sterken drank aan Willem Schoonhen in zijn woonhuis wijk A 67 sectie G 1594, voor de daarin gelegen lokaliteiten, de gelagkamer zich bevindende aan de linkerzijde van den hoofdingang van het pand in het daar tegenover gelegen vertrek. In bovengenoemd lokaliteiten werd reeds op 1 mei 1881 zonder strijd met de wet of verandering sterken drank in het klein verkocht en deze kleinhandel is van af dat tijdstip tot heden onafgebroken uitgeoefend, door een en dezelfde persoon genaamd Petrus Rijken, daarin uitgeoefend. Deze persoon heeft thans dat pand verkocht aan Mejuffrouw J. M. van den Broek alhier in deze heeft het verhuurd aan den adressant.
Bedoeld pand is gelegen aan het Marktplein van Sint-Oedenrode in de onmiddellijke nabijheid van de Rooms Katholieke kerk en van de halte van den stoomtram Veghel – Eindhoven – Belgische grens. En van de stoomtram Sint-Oedenrode – ’s-Hertogenbosch. In dat pand is teven gevestigd een der voornaamste en meest beklante hotelzaak van deze gemeente. Bij de markten in deze gemeente treffen de marktbezoekers aldaar de beste en geriefelijkste aanlegplaats van o.a. kermis, muziekuitvoeringen en andere openbare feestelijkheden. In deze gemeente, biedt de herberg voor de ingezetenen van deze gemeente en vreemdelingen een fatsoenlijk en net ingericht uitspanningsoord aan. Behalve deze vergunning is nog maar slechts een vergunning aan het Marktplein gelegen. De adressant oefende tot dusverre nimmer het vergunningsrecht uit.
Op grond waarop de verzoeker zijn aanvraag doet steunen en die zijn vervat in zijn hiernevens ingesloten verzoekschrift zijn juist. Wij achten het blijven voortbestaan der vergunning voor het gemak van het publiek zeer noodzakelijk.
Het aantal bestaande vergunningen binnen deze gemeente overtreft verre het maximum aantal, als bedoeld in de drankwet.