Gerard Jeuken wees ons op de herinneringen die Tjeu Broers uit Budel aan pastoor Panis optekende.
Tjeu vertelt hoe pastoor Panis iedere week op school godsdienstles kwam geven. De kinderen moesten dan op hun knieën naast de bank, en als de pastoor zei: “Nos com pole pia” (Tjeu schreef het op zoals hij het hoorde), dan moesten de leerlingen zeggen: “Dulce virgo Maria.”
Iedere week moesten de leerlingen een bladzijde van de catechismus (500 in totaal!) uit het hoofd leren. Die werd de week erop overhoord. De eerste vraag was: Waartoe zijn wij op aarde? Het antwoord: Om God te dienen en om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn. Maar de versie van Tjeu en zijn vriendjes was: ‘Om aardappelen te rapen, de kleine in de ketel en de grote in de mand.’
Toen een jongen een keertje in de klas vertelde dat zijn moeder ‘had gejongd’, kreeg hij enorm op zijn donder en zijn straf was om in twee weken de hele catechismus uit zijn hoofd te leren. En wat bleek? Hij had prima geleerd, kende alles.
Tjeu vervolgt: “Als je pastoor Panis tegenkwam, dan moest je onmiddellijk op je knieën, weer of geen weer, en dan een kruisteken maken. Dus als je de pastoor in de verte zag naderen, probeerde je je wel te verstoppen.”