Ik ben daar geboren in 1937. In de oorlog was er geen kermis natuurlijk, maar al spoedig daarna weer wel. De weg, waar de kraam te zien is, heet nu Kruisstraat, tijdens de oorlogsjaren nog een paadje. Breed genoeg om te fietsen.
De paal, die te zien is, is daar speciaal neergezet voor de stroomvoorziening van de kermis. (Volgens mijn zus Mariette leunt Wim Thijssen ertegen.)
Het kermisterrein is nu volgebouwd. Het wordt nu begrensd door de Venstraat (links op de foto), Kruisstraat en Gildeweg. Het paadje (Kruisstraat) liep naar bakker Kersten, op de hoek van de Gildeweg, Aan de Gildeweg ook stond nog het bedrijf van Jan Aldenhoven de kolenboer. Vanaf de plek, waar de mallemolen staat waren die twee huizen aan de Gildeweg te zien.
Dat zusters uit Grave naar Beers kwamen, kon ik me bij het zien van de foto weer herinneren. De blonde jongen, die naar rechts kijkt, vooraan op, is Wim Jans, hij was een beetje jonger dan ik. We zijn jaren bevriend geweest. Hij emigreerde naar Australie en is onlangs gestorven.
Veel stond er niet op de kermis, vergeleken met andere plaatsen. Wel een mallemolen en schommels. Waarschijnlijk ook wat kramen, waarvan ik me alleen de viskraam van Vrijhof uit Veghel nog kan herinneren , omdat het er met grote letters opstond. Voor mij is het sindsdien geen kermis als er geen viskraam staat. En natuurlijk het draaiorgel van de mallemolen. Na een paar dagen kermis kende je het hele repertoire; meest wat ze licht-klassiek noemen, operette. Nu ken ik sommige melodieen nog, trouwens.
Frites waren, vreemd genoeg, nog niet in deze streken doorgedrongen.
Voor kinderen was een extra leuke omstandigheid, het kijken naar de opbouw van de mallemolen, de schommels en niet te vergeten de danstenten.
De mallemolen was meen ik van Verstappen. Die kwamen ieder jaar terug. Ik herinner mij dat ze een paar kinderen hadden, ongeveer van mijn leeftijd.
Jaren later zat ik naar een interview te kijken op TV. Daar was een professor, wiskunde meen ik, uit Utrecht, aan het woord. Hij vertelde dat zijn ouders vroeger op de kermis in Beers stonden. “Wij kwamen daar graag”, zei hij. “Burgemeester van Raay vroeg niet veel/of geen staangeld, maar dan moesten we wel de zondag, daarop met de mallemolen in Linden gaan staan, dan hadden de kinderen daar ook kermis.” (In Linden stonden maar een stuk of
wat huizen.)
Aardig van de burgemeester! Zo kende ik hem ook!