De eerste schermutselingen over bepaalde rechten die met het klooster Eijkendonk samenhangen, welk klooster anno 1789 al lang was afgebroken, deels of geheel, waren er dus al in 1685 of zelfs eerder. Maar het gezeur bleef voortduren, zoals in 1728. In een akte wordt dan vastgelegd dat de inwoners van Den Dungen al vele jaren lang het recht van overpad hebben over de goederen genoemd *het Clooster van den Eijkendoncq*, op het grondgbeid van Den Dungen, mogelijk midden in de polder danwel in een gebied dat dikwijls half of heel onder water liep. Die vaststelling was blijkbaar het gevolg van opnieuw geopperde vraagtekens over dat oude recht. De heer van Deurne was in het jaar 1700 eigenaar geworden van het bezit van dat klooster, had daar vervolgens getimmerd, het perceel beplant etc. en had een overeenkomst met de inwoners van Den Dungen gemaakt. Echter er zijn sindsdien over die kwestieuze voetpad daar, steeds disputen geweest met wijlen de rentmeester van de heer van Deurne. Echter is onbekend of e.e.a. schriftelijk is vastgelegd. De heer van Deurne heeft er een huis laten zetten en een schuur en de passage is toen verlegd en is langs dat huis komen te liggen. Samenvattend : Het probleem aan de Kleine Hekel heeft dus m.i. te maken met de totaalrechten die de inwoners van Den Dungen in veel vroegere tijden daar al hadden, zowel overpad (het kwestieuze voetpad) daar als ook de vrijstelling voor vervoer te water vanuit Den Dungen naar de stad Den Bosch en terug (met vrije doorgang door de kleine heekel). Maar deze zeer oude rechten waren nooit op schrift gesteld en de arme inwoners van Den Dungen konden dus op papier niets bewijzen. Klooster weg, kloosterlingen verhuisd en nog eens verhuisd, wat bleef er dan over ? Dus werd naar het aloude middel gegrepen van oude getuigen.. eenmaal, andermaal en ten derde maal...