Hallo Henk,
I zal mij leveren beteren en Schijndel nooit meer vergeten wat hop teelt betreft !
Ik denk dat hoppen overal geteelt werden waar brouwerijtjes waren en er waren in elke dorp minstens een of meerderen (Grave had er zelfs 16!) brouwerijtjes die men moet vergelijken met de moderne Craft brouwerijtjes - dus veel kleiner dan de brouwerijen waar wij in onze tijd aan denken. En als hoppen geteelt werden bij de brouwerijtjes was dat met gerst en rogge ook het geval.
Index notarieel protocol Veghel (7701.4), 24 sept. 1660, pag. 017
Jacob Gerarts Stoven en Jan Cluijtmans, beiden uit Veghel verklaren dat Jan Jan Dircx omtrent 100 pond hop heeft verkocht welke alhier in Veghel hebben gegroeid en geteeld door Henrick Dircx van der Straten.
Index schepenprotocol Sint-Michielsgestel (5121.60), 19 mei 1691, pag. 108r
Wij als afgevaardigden ook van de heer drossaard Elsevier, Adriaen Janssen Vuchts en Jan Frans Haerwassers, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Hendrick Willem Volder inwoner alhier eerder weduwnaar van Hendricksken dochter van Hendrik Everts en thans weduwnaar van Aleken dochter van Hendrik Goijaerts, als gemachtigde middels het testament dat hij en zijn tweede vrouw heeft gemaakt voor Johan van de Heuvel als openbaar notaris d.d. 9 oktober 1678, als laatstlevende, verder Aert Hendrick van Roij als man van Mechteld dochter van genoemde Hendrik Willem Volder en genoemde Hendersken, verkopen aan Govert Adriaens van de Ven, vorster alhier, het vierde part van een weiland in totaal groot ca. 3 schaarweides, gelegen alhier bij de grote brug, b.p. de rivier de dommel, Govert van de Ven en meer anderen, jonker Coenen, de gemeenschappelijke straat. Nog verkopen ze een vierde deel van een hopveldje in totaal groot ca. anderhalf lopenzaad alhier gelegen, b.p. Govert van de Ven, het weiland van hiervoor, jonker Coenen, zoals de eerste comparant de drie vierde parten heeft gekocht van Jan en Wouter als zoons van Heijmen Wouters van Esch toen hij weduwnaar was van zijn eerste vrouw en het andere vierde deel hem van wijlen zijn ouders is aangekomen en waarin zijn zwager (schoonzoon hier) voor een deel het erfrecht heeft. De verkoper doet er afstand van en belooft de verkoop gestand te doen behalve uit het vierde part van 2 hekken te moeten onderhouden aan het genoemde weiland, verder de rechten aan de heer en de dorps- en burenlasten. Datum 19 mei 1691. Getekend: Adriaen Janssen Vuchts, Jan Franssen Haerwassers, A. Schortes, substituut-secretaris.
Index schepenprotocol Sint-Michielsgestel (5121.60), 21 mei 1688, pag.71r
Wij, I. Elsevier drossaard, Wilbert Wouters de Visser en Andries Corstens van Aelst, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Andries Hendrick Vogelsang als man van Fransken dochter van Hendrick Jan Scheuties verwekt bij Merijken Frans Hendrick Francken en verkoopt aan Jan Jan Martens en aan Willem Arien Brocx, Hendrick Jans Spierincks en aan Jacobus Vercuijlen als voogden over het minderjarig zoontje van Jan Jan Martens verwekt bij Prijntie dochter van Hendrick Jan Sceutiens (Scheijntkens), een onverdeelde helft van een partij land, zowel teulland als hopland, weide en dries eraan, deze helft samen groot ca. 3 lopenzaad alhier gelegen aan de Stockhoeck ter plaatse genoemd Craeckensteijn, b.p. de pad daar, Merijken weduwe van Gijsbert Ruth Spierincks, Hendersken Willem Hanssen zijnde de vrouw van Ruth Peters van Geffen, Merijke weduwe van Gijsbert Ruth Spierincks, zoals hij van de ouders van zijn vrouw heeft geerfd. De verkoper doet afstand van het bezit en belooft de verkoop gestand te doen en alle lasten daarin af te handelen, behalve jaarlijkse gewinchijns van 1 gulden en 1 stuivers in een meerdere chijns aan de heer van Herlaer, verder de rechten aan de heer en de dorps- en burenlasten volgens de verkoopcondities. Datum 21 mei 1688. Getekend I. Elsevier, Wilbert Wouters de Visser, Andries Corsten van Aelst, A. Schortes substituut-secretaris.
Index schepenprotocol Sint-Michielsgestel (5121.46), 26 sept. 1618, pag.83v
Wij Peter Everaert Adriaens en Rutger Corstiaen Spierincks, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Rutger Diercks Otten oud ca. 54 jaar en Jan Peter Adriaens oud ca. 40 jaar, beiden inwoners alhier, daarvoor opgeroepen door onze vorster Willem Jorissen en hebben eerst de eed afgelegd bij Adriaen Schellens als secretaris alhier bij afwezigheid van de officier. Ze hebben ten behoeve van Henricxken weduwe van Frans Willems in zijn tijd secretaris in Den Bosch, als producente in deze, na ondervraging hierover het volgende verklaard. Ze weten nog zeer goed dat bij de laatste belegering van de stad Den Bosch in het jaar 1603 het legervolk van de de Prins dat nabij de stad was gelegerd, tot ontzetting van die stad er toen o.a. *trencheeen en loopgraven* zijn gemaakt die op een perceel land werden aangelegd van ca. 13 lopenzaad groot, ter plaatse genoemd op de Horrick richting de Pettelaer waar de vijand of de tegenpartij met geschut was gelegerd, welk perceel eigendom was van de producente en dat daar toen vele eiken- en willigenbomen zijn gekapt, met nog een hoeveelheid geriefhout er op en er omheen, zodanig dat die akker daardoor voor het merendeel was bedorven en onvruchtbaar gemaakt tot groot nadeel van de producente. In plaats van 40 guldens die de akker daarvoor steeds had opgebracht aan huursom, bracht de akker het eerste jaar en enkele jaren meer daarna slechts een mud hop op, ter waarde van ca. 3 gulden. Genoemde Rutger Dierck Otten verklaart nog dat hij de akker altijd heeft gebruikt en ook daarbij in de buurt woont. Genoemde Jan Peter Adriaens verklaart dat ten tijde van de belegering hij de akker voor een jaar erna of iets langer nog van de producente had gehuurd voor 1 mud hop per jaar en dat hij haar eerder ten voordele van haar daarvoor jaarlijks 40 gulden betaalde en er daarom goed mee bekend is. Datum 26 september 1618.
Index notarieel protocol Veghel (7701.3), 22 nov. 1659, akte no. 76.
Henric Dircx van der Straten en Peter Janssen van der Hagen verklaren dat Dirck Janssen van Gulick uit Veghel morgen met een kar vol hop geladen naar Ploo in het land van Cuijck zal varen. De hop is alhier door hem geteeld en geplukt.
Index notarieel protocol Veghel (7701.4), 24 sept. 1660, pag.017
Jacob Gerarts Stoven en Jan Cluijtmans, beiden uit Veghel verklaren dat Jan Jan Dircx omtrent 100 pond hop heeft verkocht welke alhier in Veghel hebben gegroeid en geteeld door Henrick Dircx van der Straten.
Notarieel protocol Grave 7128.14 dd. 9 en 13.11.1684.
Dirk van Bocholt [tekent zelf Derck van Boeckholt], Arnold van den Broek, Arnoldus van Bocholt [tekent zelf Boeckholt] en Cornelis Coeberg alle brouwers te Grave verklaren voorlopig wegens de afwezigheid of ziekte van hun confraters, ten eerste Dirk van Bocholt, dat hij afgelopen zomer twee verschillende keren zijn malt ter meulen heeft bezorgd en vervolgens zeer slecht gemaald thuis heeft gekregen, zodat hij bij lange niet bij het brouwen kon genieten van de kracht van het koren; de boeren die de aat of bossel van hem kochten spraken er schande van; Arnold van den Broek dat hij deze zomer bij gebrek aan een goede rosmolen zijn malt in Mill op de rosmolen twee uur van Grave heeft moeten laten malen tot zijn merkelijk nadeel; Cornelis Coeberg heeft omdat er geen rosmolen is zijn malt in Mill en Cuijk moeten laten malen; allen verklaren dat zij omdat zij hun malt niet gemalen konden krijgen vaak hebben moeten stoppen met brouwen; dit komt omdat er maar een gemaal is en er slecht gemalen wordt. Getuigen Theodorus van Bemmel IUL en Matthys Smetser.
Mr bakkers hebben geklaagd dat er maar een in plaats van twee gemalen zijn; over de kwade diensten van Ludolph de Quaey toen pachter of meulenmeester; over de andere problemen in strijd met de privileges en de pachtceduul. De situatie is niet verbeterd; Geurt Ermers wonende te Mill, schoonvader van De Quaey, heeft nu het gemaal gepacht en zijn schoonzoon als bediende of collecteur aangesteld. Comparanten verklaren: Joost Henderiks de Wilt dat op zijn klacht de vrouw van Ludolph de Quaey antwoordde: wij moeten eerst malen daar het best profijt aan is; hij heeft eens een enkele zak koren op eigen kosten naar de molen laten brengen met het verzoek die aanstonds te breken, waarop De Quaey had gezegd: nu hij het koren door een zakkendrager zelf op de meulen doet brengen, zo zal hij het in 14 dagen nog niet gemalen krijgen; Aert van Betuwe heeft onlangs 2 malder tarwe ter molen gedaan die na 8 dagen nog niet gemalen waren, waarna hij op het aanbod van Arnoldus de Quaey pachter van de Cuijkse molen van deze een malder weitemeel heeft gekocht; toen hij dit aangaf zei vrouw van Ludolph de Quaey dat hij zijn koren in Grave ter molen moest brengen, waarop hij: maar waarom maalt gij dan mijn weit niet die ik nu al 8 dagen op de meulen gehad heb; waarop zij: ik zal zorgen dat het gemalen wordt; hij heeft daarop het gekochte malder niet binnen durven laten brengen; zijn koren op de Graafse molen is ook nu nog niet gemalen. Gerardus van Oeffelt heeft ca 4 weken voordat 's lands troepen uit Brabant door de stad marcheerden ca 4 malder tarwe ter molen laten brengen; zijn koren is niet gemalen, met als gevolg dat hij tijdens de doortocht wel 3 dagen zonder wittebrood zat m.u.v. wat hij bij zijn confraters kon lenen; hij heeft een deel van zijn koren nu ca 6 weken geleden van de molen moeten laten halen en te Beugen laten breken; De Quaey weigerde zijn verzoek zijn koren te Nijmegen te mogen laten breken en vervolgens in te voeren, met betaling van het molfster aan de Quaey, waarop comparant zijn beklag heeft gedaan bij rentmeester Ruyl, waar De Quaey bij kwam en de belofte deed hem te helpen, maar dat dit niet gebeurde; comparant begreep daarna dat een ander het wel was toegestaan, waarop hij De Quaey zei dat hij te Beuningen ca 1,5 uur beneden Nijmegen weit had gekocht dat hij graag gemalen zou hebben, en dat hij dat ter plaatse wilde laten doen met betaling van het molfster aan De Quaey, waarop hij opnieuw klaagde bij Ruyl die echter door De Quaey met valse praatjes is omgepraat geen toestemming te geven; Barthel Verschueren verklaart dat hij dit jaar diverse keren zijn koren op eigen kosten naar en van de molen heeft moeten laten brengen; Ruth Vos dat hij koren ter molen heeft gebracht dat na 14 dagen nog niet gemalen was, waarop de vrouw van De Quaey zei: brengt het naar Mill op de rosmolen, met een molfster zijt gij vrij; Geurt Ermers heeft ook de Millse molen in pacht; mede namens zijn zwager Christiaan Ryke verzocht hij vrouw De Quaey om bij gebrek aan meel in Grave te Nijmegen meel te mogen laten halen, wat zij hem wel, maar zijn zwager niet toestond; Jan Ariens Verkuyl verklaart dat hij koren 14 dagen ongemalen op de molen heeft gehad waarop hij het heeft laten halen en op de windmolen te Beugen heeft laten breken waar hij het molfster heeft betaald; vrouw De Quaey vroeg hem ook het molfster; toen hij dat weigderde noemde zij hem een molfsterdief; Christiaen Ryke verklaart dat hij meermalen niet kon bakken bij gebrek aan meel, en dat het koren van de buitenluiden werd gemalen voor het zijne; Reynier Huysmans idem; allen verklaren dat de huidige meulenmeesters het koren van buiten- en vreemde luiden meestal voor dat van Gravenaren malen, wat de meulenmeesters tot voordeel strekt, omdat die het molfster laten betalen ook als het Graafse koren in het land van Cuijk wordt gemalen; en dat het koren meestal slecht wordt gemalen. Getuigen Jan Coeberg en Lieven Henderikss van Tiell
Met genoegen,
Gerard