Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Reacties (2)

Hanneke van der Eerden
Hanneke van der Eerden bhic zei op 18 augustus 2017 om 20:01
@Jeroen, bedankt voor je heldere uitleg
Jeroen zei op 17 augustus 2017 om 20:30
De Drie Aken:

In feite is de gemeentegrens van Oirschot van vóór de scheiding met Best in de negentiende eeuw, gebaseerd op de oude gemeyntegrenzen. Een gemeynt was of waren ongecultiveerde grond of gronden, die aan een bepaalde woongemeenschap toegewezen waren, voor gezamenlijk gebruik. Bijvoorbeeld om het vee te laten grazen, om hei of ‘rossen’ te plaggen of turf te steken. Heel soms kon ook een particulier persoon een gemeynt verkrijgen, dat wil zeggen: kopen.
Paal Papenvoirt
De Grote Gooyaard
Paal Bekersberg of Stenen Paal of de Drie Aken
Paal de Eene Hand
Paal Boekvoirt
Paal Wippen
Bunderpaal
Baensvoirt
De Kei
Schatskuyl of Schutskuil
Munnikenpaal
Paal Scheedijk of Scheidijk
Paal ten Lake of Terlake
Voskuyl
Paal Hoberg
Paal Eckerstijt
Het Steenen Schoor
Ruiskenspaal
Sintel Paal
Landvoirt
Verbrande Paal of de Twee Boomkens
In het verre verleden – in de 14de eeuw - heeft Oirschot ongecultiveerde gronden gekocht van Hertog Jan van Lotharingen, Brabant en Limburg. Deze gronden werden door de hertog uitgegeven in acht percelen en hieruit zijn later waarschijnlijk de acht hertgangen of gehuchten van Oirschot (met Best) ontstaan. Dat waren Kerkhof (het gebied rond de kerk), Spoordonk, Straten, de Notel, Hedel, Aarle, Naastenbest en Verrebest (vroeger Gunterslaer en de Vleut). De laatste drie zijn in de 19de eeuw de gemeente Best gaan vormen. Waar de grenzen van die acht gemeynten de scheiding vormden met andere dorpen, vormden zij tevens de dorpsgrens en later - na de Franse tijd - de gemeentegrens.
Een oude vermelding van een Oirschotse (dorps)grens blijkt uit een oorkonde van Hertog Jan gedateerd 2-8-1311. Een fragment uit die oorkonde, omgezet in enigszins begrijpelijk Nederlands, luidt: ’……dat hij een gemeynt schenkt aan die lieve luiden van Oirschot, te weten: het gebied van Tenlake tot Voskuijl, van Voskuijl tot Hoberg, van Hoberg tot Eckenrijt, van Eckenrijt tot Lantvoirt, van Lantvoirt tot de Twee Boomkens (Witte Bergen) en vandaar tot Oerschoren, van Oerschoren tot Papenvoirten, van Papenvoirten tot aan de grenslijn van de Drie Aekenskinderen …….’ Ter verduidelijking: Ten Lake ligt op de tegenwoordige grens Best/St. Oedenrode en het gebied van de Drie Aekenskinderen ligt op het tegenwoordige Bekersberg. Dit fragment omschrijft dus maar een deel van de vroegere Oirschotse grens, namelijk vanaf St. Oedenrode langs de zuidrand van Oirschot met een boog naar Bekersberg. Voor deze schenking was Oirschot naast 150 pond als beleefdheid bij de overdracht, een jaarlijkse erfcijns schuldig van 40 stuivers aan de hertog of zijn opvolgers. Dat moest betaald worden op de feestdag van Allerheiligen.
Op 18-2-1312 schenkt Hertog Jan aan de bewoners van Spoordonk, Boterwijk en Hedel een gemeynt en wel ‘het gebied van Boeckvoert tot Baensvoert via de vaert bij Wippenhout, en van Baensfoert tot Tregelersvoert bij de limieten van de Heer van Boxtel en van Tregelersvoert tot Hamelaer’ tegen een jaarlijkse erfcijns van 20 shillingen en een geschenk van 25 pond bij de overdracht. Vee van andere dorpen, dat op deze gemeynt werd aangetroffen, mocht geschut worden En wie weigerde zijn bijdrage in de jaarlijkse cijns te betalen, zou van het gebruik der gemeynt, op gezag van de hertog, worden uitgesloten.

In juni 1337 werd de grens nog eens bekrachtigd door Hertog Jan de derde, zo ook in 1385 door hertogin Johanna, maar die gaf tevens via de hoogschout opdracht om alle grenspalen die tussentijds door drossaards of andere functionarissen of rechters waren gezet, te verwijderen. In de loop van de volgende eeuwen kocht Oirschot nog regelmatig stukken gemeijnt bij, zoals bijvoorbeeld in 1466 als er van hertog Philips de Goede 300 bunder gemeijnt, liggend tegen Eckerswijer, gekocht werd en nog eens 60 bunder bij Landvoirt.

Het grondgebied van Oirschot bestond van oudsher uit een grote oppervlakte. Het gevolg was natuurlijk een lange grenslijn en veel grensdorpen om Oirschot heen, waar Oirschot mee moest ‘akkerderen’. En hoe langer die grens en hoe meer buurdorpen, hoe meer kansen om met die buren in conflict te raken. Bijvoorbeeld als de grens niet duidelijk omschreven was, als men het niet eens was over de plaats van de grens of als de bewoners van het ene dorp hun vee liet grazen op grond van het buurdorp. Dat vee mocht dan - zoals eerder vermeld - geschut worden door de schutter van het dorp, d.w.z. gevangen worden en opgesloten tot dat er een boete was betaald. Ook als er stiekem op andermans grondgebied geturfd of geplagd werd, ontstond er dikwijls een conflict. En dat kwam regelmatig voor. Immers, het gras van de buurman was toen ook al groener dan het eigen gras. Daarbij speelde ook mee dat de dorpsgrens meestal een eind van het bestuurshart van Oirschot en van de bewoonde wereld lag, waar weinig controle was. In de loop der tijden heeft Oirschot haar deel aan grensconflicten wel gehad. De archieven staan er vol van.
Bij procedures over grensconflicten kon men zich beroepen op de oude akten van de hertog van Brabant, want daarin stonden de plaatsen van de grenspalen duidelijk beschreven, maar wie van het gewone volk kende die akten of wie wist waar die bewaard werden of kon ze lezen? Daarom moesten die grenzen natuurlijk voor de bewoners ook te velde te traceren zijn. Vandaar dat de grenzen dikwijls bepaald en aangegeven werden door natuurlijke merktekens in het landschap, zoals waterlopen, stegen en natuurlijke verhogingen, of aangelegde verhogingen, welke laatste men wel renen noemden. Op punten waar de grens afweek van die natuurlijke merktekens, of van een rechte lijn, werd de grens meestal gemarkeerd door grens- of limietpalen of door grens- of limietkeien. Dikwijls werd zo’n paal of kei aangeduid met de naam van het gebied waar hij zich bevond, bijvoorbeeld paal Papenvoirt en Paal Schatkuyl. Het nadeel van keien was, dat ze verplaatst konden worden. Palen konden vergaan, omwaaien, afgebroken worden of uitgegraven. Daarom werden er vaak - om toch nog een herkenningspunt te hebben bij afwezigheid van paal of kei – bomen of struiken bij zo’n grenspaal geplant. Zodoende kon men gemakkelijk de plaats terugvinden waar een nieuwe paal gezet moest worden.
Bij het plaatsen of zetten van een nieuwe kei of paal waren altijd officiële vertegenwoordigers van de betreffende grensdorpen aanwezig, zoals bijvoorbeeld de schout, enkele scheepenen of andere gecommiteerden van het dorpsbestuur. En natuurlijk de secretaris die alles op papier vastlegde voor het nageslacht. Meestal waren er ook wel enkele naburen aanwezig die de juiste plek aan moesten wijzen of als getuigen moesten optreden.
Om ook na jaren, bij een volgend ontbreken van een paal de juiste plek nog te weten, waren er dikwijls ook enkele kinderen aanwezig. Om de herinnering aan die gebeurtenis bij hen zeker levendig te houden, werden de kinderen soms getrakteerd op iets lekkers. Er wordt wel eens beweerd dat ze getrakteerd werden op een ‘goei klap’, maar dat betwijfel ik ten zeerste.
Tot slotte konden natuurlijk de werkers, die in feite met ‘schup en spaai’ de klus moesten klaren, niet ontbreken. En als er dan ook nog aan verschillende zijden van de grens mensen uit de buurt of andere toeschouwers waren, die ongevraagd over en weer commentaar gaven, moet het schouwspel wel compleet zijn geweest. Was er nog geen conflict, dan zou het zo alsnog gemakkelijk ter plekke op een conflict kunnen uitdraaien.