Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Ik had mijn klant, Nol van Bergen van het gelijknamige hotel-restaurant, ingelicht dat we met 20 verklede deelnemers uit Cuijk zouden komen.
Nol had dit goed ter harte genomen en hoewel we buiten de prijzen vielen, zorgde hij voor een extra aanmoedigingsprijs van twee flessen wijn. Het werd voor iedereen een daverend succes. Maar goed dat de alcoholcontrole toen nog niet zo streng was.
Onze dames waren in de gevarenkelder beland, heb ik later begrepen. Iedereen was gekostumeerd en velen hadden een mombakkes op. De carnavalsvereniging in Gennep heet dan ook Het Mombakkes. De vrouwen vermaakten zich best en de mannen waren vaak onvindbaar in de doolhof van gangen en zalen in dat hotel. Maar op het scheiden van de markt, en dat was beslist niet vroeg, had iedereen zijn eigen man/vrouw in de armen, we zijn ook zonder hondenkar thuis gekomen.
Het carnaval liet mij niet meer los. Het jaar daarop, in 1959, wilde de gymvereniging waar Tiny lid van was, een gezellige avond organiseren voor leden en introducees. De voorzitster mevr. Molenaar vroeg mij, of ik soms een idee had hoe zo’n avond georganiseerd kon worden. Daar het juist in de carnavalstijd viel, was mijn idee een gekostumeerd bal. Dat kreeg inderdaad de goedkeuring en met Cees Wijnstok zijn we toen reclame gaan maken dat we de eerste Cuijkse carnavalsprins zouden introduceren. Ben Roosenboom van weekblad "De Echo" had er wel oren naar en zorgde voor de wekelijkse reclame in dat blad.
Wat niemand wist, was dat die eerste Cuukse Prins geen levend wezen was, maar de door ons nagemaakte Exporum-stier. Cees en ik hadden die in onze bijkeuken van ijzerdraad gemaakt. Op de carnavalsavond hebben we de stier, goed ingepakt, weggezet. Bij de onthulling was ook Ben Roosenboom aanwezig, grote hilariteit toen bleek dat het geen levendig personage was. Niettemin een weergaloze avond door de kostumering van alle deelnemers. Zo voerde een deel van de mannelijke deelnemers een act op in lange onderbroeken. Sommige van die broeken waren nog nooit gewassen, zoals duidelijke remsporen aantoonden. De zaal was te klein voor het vele Hosanna op deze avond.
Rond november 1959 stonden er bij mij drie jongelui aan de deur: Jan Manders, Fons Singendonck en Ed van der Heijden. Zij hadden gehoord dat ik de initiatiefnemer geweest was van die zo geslaagde carnavals-gymavond, en vroegen mij om een carnavalsvereniging op te willen richten. Zij hadden de hofkapel al rond. Ook noemden ze diverse namen van mensen die achter hun initiatief stonden, zoals burgemeester Jansen en directeur Dunlop van Nutricia. Die kapel klopte, maar de genoemde heren bleken bij telefonisch contact nergens van te weten. Toch: de aanzet was gegeven. Ik plande een oprichtingsvergadering en wist diverse mensen warm te krijgen. Op deze eerste vergadering werd ik tot voorzitter uitgeroepen. We waren op één man na compleet voor een Raad van Elluf. Staande de vergadering heeft Cees Wijnstok Mar Verhey gebeld, die meteen bereid was. Dat was ook heel praktisch, want Mar zijn vrouw Pia ontwierp en maakte de eerste kostuums voor twee dansmarietjes, Pia en Mientje.
Jo Videler, die de damesgymvereniging les gaf, is de uitvindster van onze naam, "De Nölers". Onze eerste (echte) prins was onderwijzer Jan Fransman. Ik heb zijn ouders zelf moeten bezoeken om dit voor elkaar te krijgen. Zo ging dat later vaak ook met nieuwe dansmarietjes. Burgemeester Jansen stond niet bepaald te juichen dat er een carnavalsvereniging was opgericht, en de heer Dunlop van Nutricia, die ik om medewerking belde, wist al helemaal niet hoe laat het was. Maar we hadden veel jeugdig enthousiasme. Steken en capes werden in eigen beheer gemaakt, broeken en jassen kochten we bij een verhuurinrichting in Nijmegen en onze hofkapel, dat moet gezegd, had een grote vinger in de pap.
Janus en Miet Jacobs en de familie Gerrits van de Ende waren destijds de steunpilaren die een zaal in vervoering konden brengen. Onze bijeenkomsten vonden plaats bij Fientje Sadelhoff die een café had aan de Maasdijk. In het café stond een grote potkachel, daaromheen posteerden we ons, met in de hand een pilsje van veertig ouwe Hollandse centen. Fientje deed gelijk carnavalesk mee en zorgde voor de fluiten waar we in het vervolg ons bier in kregen. Achter de schermen waren er wel eens probleempjes, maar die wisten we meestal goed op te lossen.
Van gemeentesecretaris Frans Buijssen kreeg ik steun, hij was de man die er samen met juffrouw Van Latum voor zorgde dat er Senatoren kwamen. Dat waren mensen uit de industrie, een huisarts, een dierenarts en mensen uit de bouw. Onze invloed steeg met iedere dag dat we naar buiten traden. Alles hield gelijke tred, we bezochten Bejaardentehuis Porta Caeli en alle cafées in de gemeente Cuijk, dat was toen in Katwijk, Linden, Vianen, Sint Agatha en Cuijk. Dat ging meestal op een open vrachtwagen van de firma Manders. Het eerste jaar (1960) moest ik op de maandag nog naar de kapper, die waren toen op maandag nog open. Terwijl ik geknipt werd, kwam de hele Raad van Elluf mij een pilsje brengen bij Jan Kothuis, want onze startplaats was toen De Korenbeurs. En dat was het begin van het openbare carnaval in Cuijk.