B., proost van Tiel, en de overige kanunniken van die kerk oorkonden dat ze een hoeve in Reusel gegeven hebben aan het klooster van Postel op voorwaarde dat het klooster hun een cijns betaalt die Winandus Vulpes vroeger betaalde. Winandus deed afstand van zijn rechten op de hoeve, en Balduinus de Richstelle en meester Godefridus namen de hoeve aan ten behoeve van het klooster en maakten hen deelgenoot van de weldoeners. Met als getuigen Rutgerus, Heinricus, Heinricus, Amandus, Reinerus, Alexander, Jacobus en Rodolfus, kanunniken; Godefridus, schout, Wilhelmus Rufus, Theodericus de Gruter, Albero zoon van Siburgis, leken. De cijns die het huis van Postel aan het kapittel van Tiel moet betalen, zal Winandus, zolang hij op die goederen woont, aan het klooster terugbetalen.