Jan [IV], hertog van Brabant, oorkondt aan de warandmeester van Brabant, de schout van Kempenland en alle andere waranthuederen dat hij de meester van Postel toestaat met fretten te jagen (fretteren, foretteren) en konijnen te vangen binnen de mijl rond Bladel, Eersel en Lommel, en rond het godshuis, zoals wijlen zijn ouders dat ook hadden toegestaan.
Jan [IV], hertog van Brabant, oorkondt aan de warandmeester van Brabant, de schout van Kempenland en alle andere waranthuederen dat hij de meester van Postel toestaat met fretten te jagen (fretteren, foretteren) en konijnen te vangen binnen de mijl rond Bladel, Eersel en Lommel, en rond het godshuis, zoals wijlen zijn ouders dat ook hadden toegestaan.