Johannes Ghysselen Johanness en Willelmus de Busco, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Jacobus, zoon van wijlen Godefridus van der Heze, en zijn vrouw Aleyda, dochter van Henricus zoon van wijlen Reynerus Loenmans, messemaker, en Elisabeth, hebben opgedragen aan Martinus de Elmpt, een erfpacht van een half mud rogge, gaande uit een stuk land, gelegen in de parochie Bucstel onder de dingbank van Lyemde, tussen Henricus Mutsart en de erfgenamen van wijlen Laurencius van der Audermoelen, alsmede uit een halve bunder heide, gelegen mede aldaar, tussen Theodericus Roetart en Paulus Jan Coppensoen, welke pacht Elisabeth, weduwe van Reynerus Loenmans, verkregen heeft van Wolterus, zoon van wijlen Willelmus Willelmi van der Velde
Johannes Ghysselen Johanness en Willelmus de Busco, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Jacobus, zoon van wijlen Godefridus van der Heze, en zijn vrouw Aleyda, dochter van Henricus zoon van wijlen Reynerus Loenmans, messemaker, en Elisabeth, hebben opgedragen aan Martinus de Elmpt, een erfpacht van een half mud rogge, gaande uit een stuk land, gelegen in de parochie Bucstel onder de dingbank van Lyemde, tussen Henricus Mutsart en de erfgenamen van wijlen Laurencius van der Audermoelen, alsmede uit een halve bunder heide, gelegen mede aldaar, tussen Theodericus Roetart en Paulus Jan Coppensoen, welke pacht Elisabeth, weduwe van Reynerus Loenmans, verkregen heeft van Wolterus, zoon van wijlen Willelmus Willelmi van der Velde